‘De een had een
verleden, de ander een toekomst’
‘Hij meende veilig te zijn. Hij stond aan de reling van de H.M.S Stor
Koningsgaarten en ademde diepe teugen lucht in, zijn hart verwachtingsvol
bonzend terwijl hij naar de haven keek.’
Vervolgens springt hij in het
water en tracht zwemmend de Caribische kust te bereiken. Maar de stroming is
sterk en dwingt hem weg van het land, naar een kleine boot toe. Hij klimt aan
boord en reist als verstekeling mee naar het eiland Isle des Chevaliers.
‘Daar keek hij naar de sterren en wisselde een blik uit met
de maan, maar van het land zag hij vrijwel niets en misschien was dat maar goed
ook, want hij tuurde naar de kust van een eilandje dat, driehonderd jaar
eerder, slaven met blindheid had geslagen bij de eerste aanblik.’
Nu zijn de bossen er gerooid, zijn de scalesiabomen,
‘krijsend en met grote ogen’ tegen de grond gegaan, is de grond naar de wensen
van de mensen geplooid en is de rivier, die noodgedwongen haar loop had
verlegd, het spoor bijster geraakt. De ‘arme rivier, vernederd en gebroken’
verandert langzaam in een stinkend moeras. Dat bomen krijsen en rivieren van
verdriet verzanden, mag een waarschuwing heten in dit verhaal. Zoals een koor
in het klassiek theater becommentarieert de natuur de menselijke gang van
zaken. Want de mens is nu eenmaal met de aarde verbonden, en een volk met zijn geschiedenis.
Deze gedachte loopt als een rode draad door Teer.
Hoog op dat eiland, ver boven het
moeras staan de villa’s van rijkelui als Valerian Street, gebouwd ten koste van
de uitgebuite lokale bewoners. Hij heeft zijn huishouding met bedienden van
Philadelphia naar het geïsoleerde Caribisch eiland overgebracht om er zijn
laatste jaren door te brengen. Hij verblijft merendeels in een airconditioned
plantenserre die hij heeft laten bouwen om in de tropische hitte toch
hortensia’s en andere noordelijke planten te kunnen kweken. Hij laat ze
ontkiemen op de tonen van Bachs Goldbergvariaties, maar voor het uitbotten zijn Haydn en Liszt beter
geschikt.
De
anderen die bij het huis horen, zijn het zwarte echtpaar Ondine en Sydney, de
bedienden, en hun nichtje, Jadine. Zij heeft op kosten van Valerian aan de
Sorbonne gestudeerd en heeft het gemaakt als model in Parijs, New York is nu de
volgende stap. Margaret Street, eens een adembenemende schoonheid, is op de
sociale ladder geklommen door haar huwelijk met Valerian, maar kan nu, volledig
afhankelijk van hem, niet anders dan zijn grillen volgen. Ze wacht in dit
‘verzengend kerkhof’, waar ze het maar nét uithoudt, op haar zoon, Michael, die
beloofde te komen voor de kerst, maar die zijn belofte nooit nakomt. Ze leven
in een onechte wereld, Valerian in zijn plantenkas, Margaret in haar
herinneringen aan een glorieus verleden. Ondine en Sydney, en meer nog Jadine,
zijn door hun banden met een wit huishouden losgeraakt van hun wortels. Son, de
verstekeling van de boot, is de uitzondering. Hij houdt vast aan een
geïdealiseerd beeld van de traditionele zwarte gemeenschap.
Hongerig en vervuild heeft Son zich verborgen in het huis van de Streets.
Hij verblijft er meerdere dagen onontdekt, steelt eten uit de keuken, gaat in
haar slaapkamer naar de mooie, slapende Jadine zitten kijken en wordt ten
slotte toch ontdekt door Margareth, die, verlamd van schrik, maar één woord
heeft om hem te omschrijven: ‘Zwart’. Tot ontzetting van iedereen ontvangt
Valerian hem gastvrij, geeft hem geld en kleren en nodigt hem aan tafel,
voornamelijk met de bedoeling om zijn huisgenoten te sarren. De confrontatie met
Son resulteert in gesprekken tussen de leden van het huis, die hoofdstukken
lang verder gaan. Ze onthullen het onversneden racisme waarvan iedereen, zwart
en wit, van doordrongen is. De situatie escaleert en niemand heeft zichzelf nog
in de hand, de scheldwoorden vliegen in het rond.
Son is de tegenpool van Jadine. Zij heeft zich losgewerkt
uit de zwarte gemeenschap, hij identificeert zich volledig met hun traditionele
levenswijze en beschouwt assimilatie als funest. En toch worden ze verliefd,
gaan een turbulente relatie aan waarbij Son Jadine tracht te redden van figuren
als Valerian. Dat betekent voor hem haar redden van ‘de vreemdelingen, de
mensen die in een kleine driehonderd jaar een wereld van miljoenen jaren oud
hadden verwoest.’ Voor Son staat de witte, westerse wereld waarin Jadine
blijkbaar gedijt, voor uitbuiting en paternalisme. ‘Ze is het vergeten, alle
aspecten van het verleden waarin ze is geworteld.’ Hij wil haar naar haar
wortels terugbrengen en zij tracht Son los te weken van zijn ‘primitieve
zwart-witopvatting, van het ‘middeleeuwse slavenstereotype’:
‘Verlang niet van mij dat ik er
in meega. Dat doe ik niet. We kunnen geen van allen iets veranderen aan het
verleden, het enige wat we kunnen doen is ons eigen leven beter maken […] Dat
is de enige manier om revanche te nemen, zorgen dat wij eroverheen komen.’
Zij keert
uiteindelijk terug naar Parijs, hij keert ‘in vliegende-vliegende-vliegende
vaart’ terug naar waar hij zich thuis voelt. Ze hebben een ultieme kans gemist
om voorwaarts te gaan in het leven zonder de wortels te negeren:
‘De een had een
verleden, de ander een toekomst, en beiden hadden ze de cultuur in handen om
het ras te redden. Door mamma verwende zwarte man, wil je samen met mij
volwassen worden? Cultureel onderlegde zwarte vrouw, wiens cultuur draag jij
uit?’
Teer is de Nederlandse vertaling van Tar
Baby, Toni Morrisons vierde roman, uit 1981. De eerste Nederlandse
vertaling bij uitgeverij Bakker, 1983, had Zwarte lokvogel. Een
liefdesverhaal als titel, waardoor de link naar het 19de-eeuwse
Uncle Remus-verhaal ‘Tar-Baby’ sterker naar voren komt. En met het
liefdesverhaal van Jadine en Son, want het is Son die dit verhaal aan Jadine
vertelt: een tar-baby is een van teer en terpentijn gemaakte pop die een witte boer gebruikt om een konijn in
de val te lokken. Het konijn raakt de teerpop aan en blijft vastkleven, wil
zich vrij worstelen maar komt zo hoe langer hoe meer vast te zitten. Konijn is
de boer ten slotte te slim af en die laat hem vrij, zodat hij terug kan naar de
bosjes waar hij zich weer veilig voelt.
Is Jadine de tar-baby die Son gevangen houdt? Is zij een
tar-baby in Valerians handen? Tar baby is namelijk ook een denigrerende naam
voor zwarte (meestal) meisjes. Voor Morrison is een tar-baby
ook de zwarte vrouw die, zoals teer, de dingen bij elkaar houdt, hetgeen waar
Jadine in faalt omdat ze de waarden van de dominante westerse cultuur heeft
overgenomen.
In het voorwoord bij Teer
verklaart Toni Morrison hoe de versie van de mythische tar-baby die zij kende,
een nieuw leven krijgt in haar roman en hoe Afrikaanse mythen uit overgeleverde
verhalen en de realiteit in haar boek samenkomen. Het is wat trage roman, die zeker
wat geduld vraagt, maar die je gaandeweg – en na herhaalde lectuur, wat
overigens elk boek van Toni Morrison vraagt – compleet overrompelt naarmate je
de impact van de verschillende stemmen, de symboliek en de pregnante beelden
kunt onderkennen, en het ineenvloeien van mythe, realiteit en taal, ‘de maat
van ons leven’, je in staat stelt om de betekenis werkelijk te vatten.
Nicolette Hoekmeijer
is de vertaler van deze nieuwe editie. In haar verantwoording kaart ze de
problematiek aan van de veranderde maatschappelijke verhoudingen en opvattingen
sinds Tar Baby oorspronkelijk verscheen, en de lading die aan het
vermaledijde n-woord kleeft. Ze verwijst naar Toni Morrisons vermaarde
uitspraak in haar aanvaardingsspeech voor de Nobelprijs voor literatuur in 1993:
‘We sterven.
Misschien is dat de zin van het leven. Maar we doen taal. Misschien is dat de
maat van het leven.’
De vraag is: mag je als vertaler prutsen aan de zeer bewuste woordkeuze
van de schrijver omdat de gevoeligheid voor bepaalde woorden veranderd is?
Neen, zegt Hoekmeijer, temeer Morrison zelf in latere edities van haar werk
nooit iets aan haar woordkeuze heeft willen veranderen. Dus staan er in Hoekmeijers
vertaling woorden als ‘neger’, ‘negerkreng’, ‘moerasneger’… Duidelijke
scheldnamen, want ook zo bedoeld. Voor de vertaling van ‘nigger’, is ook
gekozen voor ‘neger’. Om de ‘klap in het gezicht’ die Morrison met ‘nigger’ wou
geven aan personages en lezer enigszins te verzachten? Hoekmeijer wilde
nochtans niet op de stoel van de auteur gaan zitten met dat soort aanpassingen.
De klap die de vertaling ‘nikker’ geeft, is wel ten volle bewaard gebleven in
de Nederlandse editie van 1983.
Als neutrale term gebruikt Hoekmeijer doorgaans ‘Zwarte
man’ of ‘Zwarte vrouw’, en opvallend toch, met een hoofdletter, iets wat
Morrison zelf nooit deed. De tendens om een hoofdletter te gebruiken voor
zwarte mensen (en niet voor witte mensen) is hier van vrij recente datum (cf.
in haar vertaling van Morrisons The origin of Others van 2018 schreef
Hoekmeijer ‘zwart’ nog met een kleine letter). In de Verenigde Staten gaat de
discussie veel verder in de tijd terug, Morrisons keuze om dat niet te doen, had
dus, consequent met bovenstaande redenering, naar mijn mening ook gerespecteerd
moeten worden.
Parallel aan de openingszin van Teer
geeft Neske Beks haar nawoord de titel ‘We geloofden dat we veilig
waren’. Veiligheid is een verlangen van elk personage in de roman en Beks
spitst dat ten gronde geëxploreerde thema al snel beperkend toe op het gebruik
van het n-woord in de vertaling, wat voor zwarte mensen volgens haar een gevoel
van onveiligheid meebrengt. Ook een witte vertaler is voor Beks niet wenselijk
vanwege de dominantie van diens ‘(onbewuste) koloniale blik’. Bovendien, stelt
ze, schreef Morrison ‘in de eerste plaats voor ons, Zwarte mensen, […] en pas
daarna voor witte mensen.’ ‘Zwart’ met een hoofdletter, wat voor haar een
‘cultureel statement’ is.
Het zal wellicht aan mij, witte lezer, liggen, maar ik meen
dat élke lezer bij zijn lectuur meer baat had gehad bij een literaire reflectie
op dit zonder meer complexe boek dan bij Beks’ eenzijdige benadering. Ik ben er
van overtuigd dat Morrisons werk lezen vanuit een zwart perspectief een
wezenlijke bijdrage kan leveren aan de receptie ervan, maar Beks’ zienswijze is
wel erg particulier, haar conclusies zijn verregaand en discutabel. Het is
twijfelachtig of ze in een sereen debat over de benadering van zwarte
literatuur veel weerklank zouden vinden. Ik ben er wel zeker van dat ze Toni
Morrisons werk geen recht doen.
Toni Morrison: Teer, Athenaeum, Amsterdam 2023, 336 p. ISBN
9789025315009. Vertaling van Tar Baby door Nicolette Hoekmeijer. Distributie L&M
Books
© 2024 | MappaLibri