Luc Vanhie is in meer dan een opzicht een
bescheiden dichter. Zijn werk verschijnt sinds tien jaar regelmatig, na een
oponthoud van twee decennia, maar de dichter geeft er weinig ruchtbaarheid aan.
Hij werkt het liefst in de luwte, wars van literaire modes of zogenaamd
‘urgente’ thema’s. Daarenboven is de dichter ook als figuur in zijn eigen
poëzie zeer bescheiden. Zelden zijn de gedichten de persoonlijke getuigenissen
van een lyrisch ik. Allicht is deze poëzie gegrond in de persoonlijke ervaring
van de dichter en zijn eigen autobiografie, maar de sporen daarvan zijn slechts
moeizaam terug te vinden in het vers zelf. Niet voor niets maken deze gedichten
daardoor een soort van ‘Oosterse’ indruk.
Ook al is deze poëzie
grotendeels geschreven in de anonieme derde persoon, objectief is ze
allerminst. De dichter presenteert observaties en tekent landschappen, maar die
zijn allerminst concreet en specifiek. De maan, de wind en andere
verschijnselen manifesteren zich veeleer als contouren die een soort van symbolische
kosmos afbakenen. In die zin gaat het om een geestelijk landschap dat de
veruitwendiging is van gevoelens en gedachten. In plaats van de centrale mens
komt de centrale positie van natuurverschijnselen, van planten en dieren. Het
valt echter op hoe vaak ze gepersonifieerd worden en menselijke trekken
krijgen. Op die manier komt een soort van krachtenveld tot stand, met variaties
en contrasten. Vanhie presenteert inderdaad allerlei waarnemingen en
bevindingen naast elkaar, maar in hun constellatie gaan die gegevens relaties
met elkaar aan.
Toch is zelfs die activiteit van de aarde slechts één dimensie van deze
poëzie. De dichter concentreert zich immers evenzeer op de sporen en de
restanten, op wat niet rechtstreeks waarneembaar is maar vermoed kan worden.
Zelfs de stilte en de onwrikbaarheid verraadt een intense dynamiek. Die hangt
samen met de manier waarop de menselijke aanwezigheid noodgedwongen temporeel
is maar is ook inherent aan de natuur. In veel gedichten wordt dat uitgedrukt
via het spel van de vier oerelementen (water, vuur, aarde, lucht) die zich op
tal van manieren aan ons manifesteren. Op sommige ogenblikken lijken ze
statisch en haast eeuwig, op andere ogenblikken erg intens en kortstondig: de
storm, het vuur, de beving van de aarde verstoren de indruk van stabiliteit.
Het mag
duidelijk zijn. Men kan deze gedichten lezen als geduldige stillevens, als
portretten die het leven trachten te herleiden tot basiselementen. In dat
opzicht reikt Luc Vanhie verder dan het waarneembare en de momentopname. De
dichter gaat echter verder door zijn eigen schrijfact nadrukkelijk te
thematiseren: in het schrijven worden zaken vastgelegd en uitgelegd, maar
onmiskenbaar gaat daarbij telkens iets levends en unieks verloren. Schrijven is
tonen maar ook wegschrijven. Het is een oefening in ascese die de dichter het
afgelopen decennium met brio tot poëzie heeft omgezet.
Luc Vanhie: De lijkwade van de wind, P, Leuven 2023,64 p.
ISBN 9789464757293
© 2025 | MappaLibri