Heel
veel werkelijkheid hoef je als lezer niet te verwachten in de romans van Rob
van Essen. Wat op het eerste gezicht herkenbaar overkomt en – vooral dan als
opstap naar een verhaal dat gaandeweg de vertelling, meer en meer aan eigen
wetmatigheden beantwoordt – als een klassiek overkomende captatio benevolentiae
kan worden beschouwd, wordt in de verbeeldingswereld van Van Essen omgebogen
tot een ‘andere’ realiteit, waar het lineaire verloop van de tijd wordt
doorbroken. Ik kom hier nog op terug – de titel houdt meteen de
suggestie in van de herinnering als motief – opent met een scène die meteen de
nodige vragen oproept bij de lezer: de hoofdfiguur die als bruggenschilder in
Amsterdam aan het werk is, denkt terug aan wat hij ooit als kind heeft
meegemaakt, toen hij samen met een vriendje in het bos was verdwaald en door
een kinderlokker misbruikt zou zijn. Of het zo is gebeurd, tot op welke hoogte
werkelijkheid en het verhaal-van-die-werkelijkheid nog van elkaar te scheiden
zijn, zal pas aan het slot van de roman duidelijk worden gemaakt.
Het motief van de
brug maakt al van bij de aanvang veel duidelijk: het gaat om de verbinding
tussen toen en nu, tussen verbeelding en realiteit, tussen aanvaarding en
daadwerkelijke inzet als het erop aankomt zichzelf te positioneren in de
maatschappij. Bij de aanvang van het over ruim 350 pagina’s uitdijende corpus
van de roman (‘Vijf pogingen om Mr. G.B.J. Hiltermann naar huis te brengen’) is
er als ankerpunt radiojournalist Hiltermann (1914-2000) die jarenlang het
zondagmiddagprogramma De toestand van de wereld verzorgde. De
bruggenschilder herinnert zich het moment dat hij Hiltermann in pyjama op de
brug zag staan, niet wetend waarheen of wat en hoe verder. En nu de
bruggenschilder eraan terugdenkt: had hij toen niet moeten ingrijpen en
Hiltermann helpen?
Voor de lezer opent zich een waaier aan mogelijkheden: zal de roman te
maken hebben met de ‘toestand van de wereld’, toen en nu? Zal de streng in de
hand gehouden geloofsgemeenschap van het onooglijke Rijssen (Van Essen schreef
hier al eerder over) verder worden in kaart gebracht en zo de aansluiting maken
met het werk van Jan Siebelink en diens Knielen op een bed violen en
erbij aansluitende romans? En verder vernemen we dat de ik ooit filosofie ging
studeren, maar het na twee jaar voor bekeken hield en uiteindelijk in de
journalistiek terecht is gekomen. Voor zijn krant ‘Wij Nederland’ mag hij nu
een reportage maken over de medestudenten van toen.
Op dit punt begint een opmerkelijk
spel met de tijd: via een soort teletijdmachine belandt de ik in Amerika bij
Ickx, een van de medestudenten van weleer. Die biedt hem de kans naar het
verleden terug te keren om alsnog recht te zetten wat hij ooit fout heeft
aangepakt. Vijf pogingen krijgt hij om eindelijk – wat de ik stelt zich voor
dat de grootste omissie in zijn leven het niet-verlenen van hulp aan Hiltermann
was – de man thuis te brengen. Binnen de breed uitgesponnen vijfde poging
herbeleven de filosofen in spe de tocht die ze ooit gezamenlijk maakten naar
Frankrijk. Waar het precies om gaat, mag hier niet direct worden prijsgegeven.
Alleen dit: van individueel schuld- en schaamtegevoel tot wat kan worden
gelezen als een collectieve schuld: Rob van Essen slaagt er wonderwel in zijn
verhaal in die richting om te buigen. En dan staat er te lezen:
‘Is dit dan wat een
groep is: een verzameling individuen die onderling strijden om deelname en
positie?
En
even goed is er de positie van de schrijver die weet en beseft hoe ingrijpend
de verhalen zijn: ‘O, de kracht van verzonnen verhalen, hij gelooft ze, hij
gelooft alles wat hij leest op het moment dat hij het leest, hij kent de waarde
van verhalen, hij is zelf een verhaal, vanaf het moment dat hij uit het bos kwam.’
Een verhaal dat hoe dan ook door de vertelkracht van Van Essen weet te
overtuigen.
Rob
van Essen: Ik kom hier nog op terug, Atlas Contact, Amsterdam 2023, 398 p. ISBN
97809025475277. Distributie VBK België
© 2024 | MappaLibri