Ghayath Almadhoun (1979) is een Syrisch-Palestijns-Zweedse dichter, geboren in het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk als zoon van een Palestijnse vader en een Syrische moeder.
Zijn wieg bepaalt meteen zijn dichterschap, want net als in zijn vorige
bundel Weg van Damascus (Jurgen Maas 2018) trekt Almadhoun je
met Ik heb een afgehakte hand voor je
meegenomen -- schitterend vertaald door Djûke Poppinga -- in een wereld van
oorlog en ballingschap. Almadhoun heeft het zelf niet over gedichten. Op de
omslag staat ‘Teksten en kanttekeningen.’ Hij geeft soms een lesje geschiedenis,
benoemt de Conferentie van Evian en laat zien dat de huidige situatie van
Israël en Palestina de erfenis van het hypocriete Westen is. Zo begint de
bundel met ‘Alle wegen leiden naar Berlijn’ waarbij de dingen worden weerkaatst
als in een spiegel:
‘De stad reed weg van de trein, het lichaam van de strijder vloog naar de
kogel, de horizon keek me door het raam van de trein in de ogen en het Arabisch
probeerde van links naar rechts iets te betekenen.
In het begin was er het einde.’
Almadhoun is direct, hij
beschrijft zaken die precies bedoelen wat ze zeggen, alsof hij het ongepast
vindt om er poëzie van te maken. Toch is hij een dichter en wordt zijn werk
poëzie, hij wil alleen niet dat het losraakt van de werkelijkheid, de
werkelijkheid van een open wond. Waar het lyrische ik eerst nog verlangde naar
een terugkeer naar Palestina, verlangt hij nu naar een terugkeer naar Damascus:
‘Goed, de situatie is nog
ingewikkelder geworden. De laatste update ziet er zo uit: Ik denk dat er nog
enige hoop op enige hoop op enige hoop is.’
Wanneer hij het heeft over
liefde op het derde gezicht heeft hij het misschien wel over zijn laatste thuis
Stockholm waar hij maar moeilijk kan aarden: ‘Ik gooide mijn kompas weg en werd
verliefd op het derde gezicht. Ik vroeg je of je geloofde in het derde gezicht.
Nee, zei je.’
Ook
de liefde komt steeds terug in de bundel waarbij Almadhoun de onmogelijkheid
van liefde in tijden van oorlog laat zien. Er is het verlangen naar liefde,
maar omdat de oorlog altijd iets voorgoed afpakt, is overgave en geloof in een
goede afloop moeilijk:
‘Ik ben een vrij man uit een land dat droomt van vrijheid.
Ik probeer je vaak te omhelzen zonder mijn hand, die is weggegaan en niet is
teruggekeerd, waardoor het lijkt alsof ik je maar half bemin. Toch wil ik mijn
liefste, dat je voor altijd onthoudt dat ik je, als ik je met één hand omhels,
meer vrijheid geef wanneer de dag komt waarop je besluit te vertrekken.’
Deze bundel is meer
nog dan zijn eerdere werk een aanklacht. Almadhouns werk is vitaal en
zinderend. Je voelt de boosheid en tegen beter weten in toch ook enige hoop, al
is er ook boosheid over de onuitroeibaarheid van hoop, van valse hoop. (‘Mijn god,
wat is hoop toch goedkoop!’) Almadhoun verweeft de Tweede Wereldoorlog, de
huidige situatie in het Midden-Oosten en de liefde met elkaar en laat zien dat
alles altijd doorgaat, zich herhaalt en dat oorlog en liefde niet afgezworen kunnen
worden ook al zeggen we nog zo stellig ‘nooit meer’:
‘Zoals Adorno dacht dat het barbaars was om poëzie te
schrijven na Auschwitz, zo geloof ik dat het barbaars is om na jou verliefd te
worden op een andere vrouw.’
Ghayath Almadhoun: Ik heb een afgehakte hand voor je
meegenomen, Jurgen Maas, Amsterdam 2024, 45 p. ISBN 9789083381206.
Vertaald uit het Arabisch door Djûke Poppinga. Distributie
EPO
© 2025 | MappaLibri