De
roman Spijkers in de wolken vormt het sluitstuk van een trilogie, waarin
Jan Vanriet terugblikt op zijn kunstenaarschap en de twijfels die ermee gepaard
gaan en gingen, zeker nu schilder- en dichtkunst er nauwelijks nog lijken toe
te doen. In Rovers werd middels
hoofdfiguur Louis Zoethout nadrukkelijk gefocust op de schilderkunst, Bloot verder was dan met het
centrale personage Gaston Boesmans vooral gericht op de literatuur, meer
specifiek de poëzie. Aan het slot van Spijkers in de wolken, wanneer
Boesmans gestorven en begraven is, wijst Nora, de vrouw van Zoethout, erop dat
hun getroebleerde vriendschap niet heeft kunnen verhullen hoe dicht zij bij
elkaar aanleunden: ‘Jullie hadden elkaar nodig. […] Jullie leken als
tweelingen.’
Het
lijkt erop dat Jan Vanriet binnen zijn persoonlijke creatieve bezigheid als
schilder én schrijver een punt zet achter zijn dichterschap, de dood van
Boesmans kan doorgaan voor een metafoor ter zake. En verder: Zoethout wil, nu
hij oud(er) is geworden, de regie van zijn eigen begrafenis ontwerpen, niet dat
het een kwestie van urgentie zou zijn, maar hij wil duidelijk maken ‘dat hij
degene is die de lakens uitdeelt, dat hij de kalender beheert, met
alle implicaties van dien.’ In zijn overpeinzingen, vaak ingekleurd door de
herinnering en zoekend naar een klankbord bij Nora (het alter ego van Vanriets
vrouw Simone Lenaerts, die ook al in diens vorige prozaboeken meespeelde),
verwoordt Zoethout wat hem blijvend bezwaart en ergert. Hij heeft het over ‘een
politieke crisis die de wereld op zijn kop zet. De plotse oorlog aan de
oostelijke rand van Europa heeft het beschavingsvernis weggekrast, zonder boe
of ba werd het mondiale pretpark van liberalisering en ‘vrije’ markt aan
flarden geschoren’, en heel even zelfs, zonder verdere explicitering dan, komt
‘die grootscheeps opgezette pogrom van Hamas op een Joods muziekfestival, 7
oktober 2023’ aan bod.
Ook het trauma van de Tweede Wereldoorlog – de ouders van
Jan Vanriet hebben Mauthausen overleefd – komt ter sprake, onder meer via het
personage van de bejaarde prof. Engelse taalbeheersing wiens ouders naar
Ierland waren gevlucht om aan de repressie te ontkomen. En over Breendonk, waar
Vanriet een unieke reeks schilderijen aan wijdde, lezen we: ‘Het pantserfort
van Breendonk beschouwt hij als een Hades van beton, de met blauwe verf
verdonkerde vensters wekken een plots gevoel van claustrofobie, een angst die
de nachtmerries van zijn jeugd oproept.’
Grotendeels via het personage
Boesmans wordt de lezer een inkijk geboden op het reilen en zeilen binnen het
wereldje van de literatuur. Vanriet heeft het over ‘een schrijfster die zich
een maand had laten opsluiten in een glazen hok in het Museum voor Schone
Kunsten’ en waarover Nora zich afvraagt of de bezoekers de schrijfster mochten
voederen, ‘zoals honderddertig jaar geleden gebeurde, toen op het plein vlak
voor hetzelfde museum een Congolees dorp werd nagebouwd, daarin échte
Congolezen, ‘een te beschaven volk’, werden tentoongesteld en de flanerende
Antwerpenaar zich kwam vermaken’ Dichter Boesmans lijkt wel – weer volgens Nora
dan toch – te genieten van zijn negatieve zelfbeeld, zo overtuigd speelt hij
het cliché van de Miskende Kunstenaar’.
Nora dwingt hem te kijken in de
spiegel van de herinnering, ‘ik herinner me dat je via je poëzie het gevecht
met de boosheid van de planeet wilde aangaan, althans, zoiets beweerde je
luidop, soms een beetje arrogant vanop het podium, jij, een wereldbestormer.’
En even verder dan, de repliek van Boesmans: ‘wat is vandaag de dag nog de
relevantie van literatuur? Eventueel een aangenaam tijdverdrijf voor een stel
rare kwasten… neem het van mij aan: de schrijver als moreel kompas heeft
afgedaan.’
Zonder
zich te verliezen in een overdaad aan namedropping laat Vanriet in Spijkers
in de wolken de kompanen van weleer van op de kunstscène mee hun opwachting
maken, van Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar tot Herman de Coninck en anderen.
Vrienden die Zoethout voor zijn gegaan in de dood, zoals mooi opgeroepen in het
titelhoofdstukje ‘Spijkers in de wolken’:
‘vandaag geen venster in de
hemel dat de zon weerkaatst, denkt hij, maar pikkedonkere, wenende wolken.
Pikkedonker van miljarden spijkers, weet hij, voor elke dode één. Oneindig veel
geblutste zielen.’
Zonder veel nieuwe en/of verrassende bijkomende informatie aan te reiken
biedt de roman een aanvulling op de aanzet die werd gegeven met Rovers
en Bloot verder, en die de Vanriet-lezer meevoert in Vanriets denk- en
gevoelswereld.
Jan Vanriet: Spijkers in de wolken, Borgerhoff & Lamberigts, Gent 2024,
211 p. ISBN 9789464946796
© 2024 | MappaLibri