12+ - Margaretha
van Andel is opgegroeid in Noord-Brabant, maar woont al een aantal jaren in
Friesland. Haar literaire carrière begon zij met korte verhalen voor volwassenen.
Zij besefte echter al snel dat ze schrijven voor de jeugd leuker vond. Onder
pseudoniem schreef ze verhalen voor jonge kinderen, onder haar eigen naam
vertaalde zij sprookjes en jeugdklassiekers zoals De geheime tuin en De tovenaar van Oz. In 2014 verscheen Ik, haar eerste Young-Adultroman, in 2016 volgde de toekomstroman In Transit (Lemniscaat). Een
bezoek aan de mummiekelder in het Friese dorp Wieuwerd wekte haar
nieuwsgierigheid naar het levensverhaal van de vier personen van wie de
lichamen niet tot stof vergaan zijn. Wie zijn zij? Hoe hebben zij geleefd? Deze
vragen vormden de inspiratie voor haar derde jeugdroman, Het addergebroed
van Slot Thetinga.
De roman speelt zich af in de 17de eeuw
rondom het slot waar de volgelingen van de Franse prediker Jean de Labadie, de
labadisten, onderdak hebben gevonden. Onder leiding van de strenge père Yvon
leven in het jaar dat het verhaal begint bijna 400 mensen op het
kasteelterrein, onder wie veel kinderen. De regels zijn streng: bezittingen
worden eigendom van de geloofsgemeenschap, contact met de buitenwereld wordt
beperkt en afwijkende meningen worden niet gedoogd. Wie vragen stelt bij
beslissingen die de leiders nemen, wordt buitengesloten.
Jean, de hoofdpersoon van het
verhaal, is opgegroeid in Utrecht. Zijn moeder is in de ban geraakt van de
ideeën van de Franse prediker en heeft zijn vader overgehaald naar Friesland te
verhuizen. Zijn vader zet vraagtekens bij de geloofsregels en keert terug naar
Utrecht. Moeder ‘trouwt’ met een hoger geplaatst sektelid en onderwerpt zich
aan de strenge leefregels. Net als zijn vader wordt de dertienjarige Jean
bevangen door twijfel. Hoe graag hij ook de kinderzegen van père Yvon wil ontvangen,
zijn kritische houding staat een zegening in de weg.
Jean wordt met een boodschap
naar de rijke boer Annes gestuurd. De leiders willen hem overhalen om zich bij
hen aan te sluiten. Tegen het advies van zijn leermeester Pieter neemt hij het
saterpad en wordt aangevallen door twee dorpsjongens. Hij wordt gered door Hieke,
die met haar oma buiten het dorp woont en de kleren van haar overleden broer
draagt. Ze wordt vanwege haar voorspellende gaven niet alleen door de
dorpsbewoners gewantrouwd. Ook Pieter ziet haar als het kind van de duivel dat
het ongeluk van zijn oom op haar geweten heeft.
Jeans beste vriend uit Utrecht,
Rodrick, woont ook op het landgoed. Hij heeft de kinderzegen al ontvangen en
schept afstand tussen hen beiden. Na een woordenwisseling meent Jean dat hij
geen vriend van zijn eigen leeftijd meer op het landgoed heeft, maar daarin
vergist hij zich: de blinde Isaac zoekt toenadering en geeft Jean goede raad.
Op onnavolgbare wijze leert hij Jean op zijn eigen instinct te vertrouwen. Nadat
hun huis door brandstichting is verwoest, zoeken Hieke en haar oma hun
toevlucht op Thetinga. Terwijl Jeans vriendschap met Rodrick taant, groeit die tussen
Jean, Isaac en Hieke. Gedrieën reizen zij naar Leeuwarden, waar Jean op
aanraden van Hieke een bericht aan zijn vader stuurt.
De tocht brengt de gebeurtenissen in een stroomversnelling.
Jean krijgt bij terugkomst huisarrest en mag niet meer bij Pieter in de
timmerwerkplaats werken. Zijn stiefvader verbiedt hem bovendien met Isaac om te
gaan. Hij moet zich voortaan als een goede gelovige gedragen. Om ervoor te
zorgen dat Jean snel gezegend zal worden, raadt Rodrick hem aan lood te slikken;
doodzieke kinderen ontvangen de zegen namelijk eerder. Jean weigert echter en
geeft Rodrick het flesje lood terug. Als Rodrick hoort dat hij overgeplaatst
zal worden naar de plantage van de labadisten in Suriname, neemt hij het gif zelf.
Jean vertelt de dokter over Rodricks plan, waarna de jongen ternauwernood gered
wordt. Nadat hij genezen is, ontvlucht Rodrick het landgoed samen met Isaac.
Jeans vader
heeft de brief uit Leeuwarden ontvangen en is naar het slot gekomen om zijn
zoon te spreken, maar hij wordt angstvallig bij Jean weggehouden. Na een ruzie
met zijn stiefvader, loopt Jean weg van het landgoed. De enige bij wie hij zich
veilig voelt, is boer Annes. Toch brengt de mennoniet hem de volgende morgen
weer terug naar het slot. Jean heeft inmiddels een besluit genomen: hij wil
weg. Als zijn stiefvader hem in een ander gezin wil plaatsen, neemt zijn moeder
het voor Jean op. Zij bepleit zijn zaak bij père Yvon, waarna hij met zijn
vader mag vertrekken.
Als Hieke wordt beschuldigd van moord, ontvluchten ook zij
en haar oma het slot. Met behulp van de dokter en boer Annes, vluchten zij naar
Duitsland. Als Jean en zijn vader het slot verlaten, geeft de dokter hen een
verzegelde brief waarin Hieke vertelt dat ze veilig zijn.
Dat de auteur grondig onderzoek
heeft gedaan naar de labadisten blijkt uit de verantwoording en literatuurlijst
waarmee de roman afgesloten wordt. In deze historische roman wordt een
authentiek beeld gegeven van het leven in een zeventiende-eeuwse geloofsgemeenschap.
Dit alles gebeurt in een toegankelijke, heldere stijl, waarmee de schrijfster
vanaf de eerste zin weet te boeien.
De hoofdpersonages zijn
sympathieke round characters die hun plaats in de gemeenschap moeten
veroveren. Ondanks de gesprekken met God die Jeans geloofstwijfel weergeven, is
het voor jongeren van deze tijd gemakkelijk om zich met hem te identificeren:
net als hedendaagse adolescenten stelt hij vragen bij de door de gemeenschap
aanvaarde normen en waarden. Bovendien zijn de thema’s ‘vriendschap’ en ‘het
vinden van een eigen weg’ van alle tijden.
Margaretha van Andel heeft met Het
addergebroed van Slot Thetinga een
coming of age-roman geschreven die een vergeten zeventiende-eeuwse
leefgemeenschap opnieuw onder de aandacht brengt.[1] Door
de goed gedoseerde spanning zal deze jongerenroman ook andere lezers dan
degenen met interesse in de historie aanspreken.
Margaretha van Andel: Het
addergebroed van Slot Thetinga, Lemniscaat, Rotterdam 2024, 279 p. ISBN 9789047716853
[1] Het
verhaal van Jean de Labadie [bron: Nederlands
Dagblad]
© 2024 | MappaLibri