Anne Provoost debuteerde twee jaar geleden
als dichter met Krop, een bundel waarin
ze het intimisme van een persoonlijk leven op inspirerende wijze wist te
vervlechten met maatschappelijk engagement en sociale bekommernis. Haar bundel
blonk uit door precisie in taal en beeldgebruik maar ook door een grote
toegankelijkheid. Dezelfde kwaliteiten zijn ook aanwezig in Decem, de opvolger
van dat debuut.
In Decem komen in feite alle klassieke literaire genres samen. De
bundel heeft de suggestiviteit en de verbale concentratie van poëzie, maar
combineert dat met het verhaal van een centrale protagonist, waardoor hij
evenzeer als een soort van dramatische monoloog in fragmenten gelezen kan
worden. Op vergelijkbare wijze worden narratieve fragmenten verweven met
suggestieve beelden en indrukken. De bundel is in zijn geheel opgevat als een
reeks van tien onderdelen, telkens met het Latijnse telwoord als titel (dat
verklaart meteen ook de titel van de bundel, het Latijnse woord voor ‘tien’).
Het lijkt wel wat op de staties van het passieverhaal, en hoe dan ook vormt het
geheel een samenhangend verhaal. De titels verwijzen naar een trauma, de
daaropvolgende rouw met de evolutie van ontkenning tot aanvaarding, om
uiteindelijk de hoop op een nieuwe levensfase uit te spreken.
Dat alles komt voort uit het
hoofdpersonage, die zich in eigen naam richt tot zijn ondervragers. Hij is een
aanvraag ingediend om asiel te bekomen en moet daarvoor de betrokken beambten
kunnen overtuigen. Daarbij wordt hij heen en weer geslingerd tussen hoop en
wanhoop, een emotionele wirwar die de lezer evenzeer overkomt: de lezer
identificeert zich grotendeels met de asielzoeker, maar tegelijk is hij ook de
gezaghebbende instantie die wordt aangesproken. Er is niet alleen onzekerheid
over de uitkomst van de hele procedure, er is vooral het conflict tussen de
menselijkheid en de formele regels van de ‘onmenselijke’ administratie. Daarbij
zijn onbegrip en ongeloof nooit ver weg, want rond een asielzoeker hangen per
definitie tal van vooroordelen.
Minstens even
ingrijpend is echter de vaststelling dat die biografische waarheid als zodanig
niet bestaat: de asielzoeker is sommige zaken vergeten en heeft blijkbaar
traumatische gebeurtenissen verdrongen. Daardoor vertoont zijn relaas allerlei
hiaten, terwijl omgekeerd ogenschijnlijk onbenullige details ontzettend
belangrijk lijken. Klaarblijkelijk is hij zijn vrouw en zijn kind verloren
(maar dat laatste is niet duidelijk), is hij gevlucht omwille van precaire
omstandigheden en verblijft hij nu in een opvangcentrum. Maar er zijn nauwelijks
zekerheden. De herinneringen vertonen ingrijpende lacunes, en in plaats daarvan
komen allerlei beelden en religieuze teksten van vroeger. De asielzoeker is
daardoor niet enkel een vluchteling uit zijn vaderland, maar evenzeer verloren
in zijn eigen hoofd, overrompeld door niet te beheersen indrukken.
Daarmee krijgt deze
bundel ook duidelijk een meer universele draagwijdte. Provoost doet er veel aan
om de precieze herkomst, de religieuze en levensbeschouwelijke achtergrond, de
concrete biografie zo vaag mogelijk te houden. Haar personage is een
eigentijdse Elckerlyc, een soort van sjabloon in wie eenieder mensen en
situaties kan herkennen. Die vaagheid wordt echter ruimschoots gecompenseerd
door een ware schatkist aan beelden, exotisch en suggestief. Decem wordt
voorgesteld als Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers, zo luidt
de ondertitel, maar de bundel laat zien dat de problematiek van vluchtelingen
en asielzoekers veel meer is dan een historisch gegeven: het is niet minder dan
de situatie van de hedendaagse mens.
Anne Provoost: Decem.
Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers, Querido, Amsterdam 2024, 72 p.
ISBN 9789025317836. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri