Aangrenzende kleuren

Als deze roman nu érgens over gaat, dan over de even kwistige als achteloze hand waarmee het lot drama en tragiek door onze levens strooit. ‘Ze was speciaal naar hem toe gekomen, ze had naar hem gezocht, ze had iets over hem gehoord. Ze vertelde hem haar verhaal. Hij kende dat verhaal al, hij had de indruk dat het vanaf het begin van de wereld herhaald werd, dat alleen de details en de namen veranderden.’ Maar over alles strijkt de egaliserende wind van de tijd, die alle reliëf wegslijpt tot de vergetelheid waarmee Aangrenzende kleuren opent: met Aniela en Iwo, de twee bejaarde ouders van de timmerman Krystian, die op de bovenverdieping van diens huis (dat eerder Iwo’s huis is geweest) hun tijd uitzitten – vrijwel letterlijk, veel meer dan in hun stoel zitten doen ze niet meer, en de daarbij passende geleidelijke geestesverduistering laat zich dan ook niet bidden.
 
Maar zo zonder slag of stoot laat het verleden, ook in 1926, zich niet uitwissen. Want al op de vijfde pagina krijgt Krystian de opdracht een kist te timmeren voor een nog betrekkelijk jonge vrouw, Iwona, echtgenote van Henryk Graczyk, de redacteur van het stadskrantje van Koło (het plaatsje bestaat echt, het ligt hemelsbreed 75 kilometer ten noordwesten van Łódź). Als Krystian reden of oorzaak wil weten, krijgt hij van haar weduwnaar te horen: ‘De longen’ – maar één pagina later vernemen we, van haar dochter: ‘U moet hem niet geloven. Mijn moeder is doodgegaan van verlangen.’
 
Zooo…
 
Daarmee is de toon zo’n beetje gezet: van minstens vijf van dergelijke verhaallijnen, die hij een hele tijd als het ware om elkaar heen laat spiralen – het is niet dat het verteltempo laag ligt, en bijzonder dik is deze roman ook niet bepaald, heel doorsnee, maar je moet als lezer toch geduld oefenen –, weeft Małecki met vlekkeloos vakmanschap ten slotte een (nu ja, wat heet) fraai wandtapijt waarop de diverse weggemoffelde verledens – verloren liefdes, verkrachting, zelfmoord… – aan het licht zijn gebracht.
 
Hoe zit dat nu eigenlijk met die zinnetjes ‘Heren, ik wilde alleen. Heren, ik wilde alleen maar…’, die, cursief gezet, tot viermaal toe in de tekst terugkeren? Idem met ‘Dit alles is van mij, van mij, alleen van mij’, dat zo of in variaties hierop tot zesmaal door de tekst is gevlochten? En wat is de rol in dit alles van de zwerver Adam Wrzos (wat ‘Heide’ betekent), fysiek een reus maar geestelijk geknakt, met zijn hond, die hij God heeft genoemd?
 
‘Vanaf de eerste zin werpt de schrijver raadsels op, die hij stukje bij beetje ontknoopt,’ lees ik in een recensie van Małecki’s vorige roman, Saturnin (Querido 2022). Precies hetzelfde geldt voor dit Aangrenzende kleuren. O ja, we maken – uiteraard, met die titel – ook nog kennis met ‘de oude schilder Siemaszko’ (een voornaam krijgt hij niet), die overigens ernstig bijziend begint te worden (! – wie wil, mag hier een metacommentaar op het willen weergeven van de werkelijkheid in zien. En een zin als ‘De stad zag eruit als op de laatste schilderijen van Siemaszko: onduidelijke gedaantes, vermengde kleuren’ staat er natuurlijk ook niet zomaar). Nog zo’n metamededeling: ‘Altijd keek hij vol onrust toe hoe de aangrenzende kleuren langzaam in elkaar overliepen. Ze namen elkaar op en waren daarna nooit meer hetzelfde als voor het contact met elkaar’ (want, nietwaar, ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, om wijlen de grote schrijver uit Zutendaal te citeren – en gelukkig houdt Małecki er dan over op; naar mijn maak is ook dit al erg op de rand van ál te nadrukkelijk).  

De ontknoping van een en ander is meedogenloos. Vrolijk word je er niet van – en toch, het dodelijke maar ook zuiverende vuur dat aan het slot oplaait, geeft je als lezer iets mee dat cathartisch werkt. Zoals dat hoort voor een tragedie die naam waardig.
 
(Van Jakub Małecki’s prachtige roman Roest, die ik hier enige jaren geleden besproken heb, herinner ik me niets van die aard, maar in dit nieuwe boek heb ik meer dan één voorbeeld van raar of discutabel Nederlands aangestreept. Een ‘niet-geslapen nacht’, werkelijk? Het gewone woord hier, en in het origineel staat het al evenzeer gewone Poolse equivalent daarvan, is ‘slapeloos’. Als je langs iemand bent heengelopen, dan ben je hem gepasseerd; iemand gepasseerd hebben betekent echt iets heel anders. En zo is er nog wel een handvol dingetjes meer, die deze op zich overigens heel degelijk en natuurlijk aanvoelende vertaling toch een beetje neerhalen; zelfs de tikfouten zijn niet allemaal uit de tekst gehaald. En dat voor een vertaling van een winnaar van de Martinus Nijhoff-prijs, en dat bij een eminente literaire uitgever als Querido...)
 
Jakub Małecki: Aangrenzende kleuren, Querido, Amsterdam 2024, 287 p. ISBN 9789021489315. Vertaling van Sąsiednie kolory door Karol Lesman. Distributie L&M Books

© 2024 | MappaLibri