Een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan

5+ - De ik-verteller van dit nieuwe, uitbundige verhaal van het koppel Lammers/Stenvert moet van de juf een foto meenemen waar het hele gezin op staat. Die heeft hij zogenaamd niet, maar het portret tekenen gaat prima. Wel wordt het heel vol en kleurrijk. Hij heeft namelijk maar liefst vijf ouders. Je herkent aloude kinderfantasietjes: de drie papa’s en twee mama’s zijn brandweerman, snoepverkoper, piraat, president en powerwoman/mensen- en dierenredder. Dan lopen er ook nog een stuk of 13 kinderen rond. Er is een heuse dierentuin aan huisdieren, met als zijn lievelingsdier een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan.  

Jaja, maar dan nu het echte verhaal. Daarin zijn ze thuis maar met z’n vieren, ongelofelijk saai: man, vrouw, meisje (grote zus), jongen (de ik). En dat terwijl hij in een klas zit waar de variatie je om de oren slaat: twee vaders, één moeder (maar wel een heel stoere), twee moeders één vader, één vader en moeder maar wel een heleboel kinderen, zwart en wit door elkaar enz. Stenvert laat ze heel inventief zien, op rechthoekige kleurrijke kiekjes, iedereen lacht of ziet er tevreden en gelukkig uit.
 
Ja, zo kennen we Lammers en Stenvert weer. In hun samenwerkingsprojecten van de laatste jaren (Wij gaan weg (Zwijsen 2023) en de Ridder Roa-reeks (Zwijsen 2021-2022) is veel ruimte voor doorbreking van de genderstereotypen. In Wij gaan weg proberen twee op elkaar verliefde mannetjespinguïns aan een ei te komen. In de Roa-reeks (drie delen) gaan allerlei sprookjes(gender)regels op de schop. Eigenlijk was het ook al meteen te zien aan de belettering op de titelpagina van Een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan: in alle kleuren van de regenboog.  
 
Natascha Stenvert gaat moeiteloos mee met Lammers’ soepele vertelling in lekker ongereguleerde dichtregels die precies genoeg rijmen om verband met elkaar te houden (het leest ook lekker voor). Maar ze voegt ook van alles toe, allerlei kleine details, die je soms pas bij herlezing ziet. Vaak heel geestig. Zo zet ze de clichés van de fantasievaders vet in. De piraat bijvoorbeeld met oorringen, een rommelige baard, een schatkistje, tattoos en een papegaai. Erg fraai, vooral in z’n soberheid, is de prent van de zus en de ik na alle jaloers makende, heel kleurrijke foto’s van de gezinnen uit de klas van de ik. Zus zit in een lekker eenzelvige houding in haar telefoon, de ik z’n sombere hoofd gaat op in de vissenkom. Broer en zus in zwartwit, de enige kleur (geel) komt van de twee goudvissen en van wat zielige bolbloempjes op dunne stengels.
 
Maar dan is daar toch de gezinsfoto, ze gebruikt er twee extreem rustige pagina’s voor. Tikje saai misschien, maar vriendelijk is die wel. Op elk gezicht van het in zwartwit weergegeven gezinslid zie je een glimlach en een vrolijke rode toets. De pagina’s daarna zitten weer vol kleur.
 
Iedereen mag er zijn, wil Pim Lammers je nog maar weer eens vertellen. In dit geval: er zijn geen verkeerde gezinnen, wel lekker veel diverse. En daaronder valt het zogenaamd gewone, dat ook erg fijn, gezellig en bijzonder kan zijn. Wie weet, wilde Lammers met dat laatste ook zijn kritische volgers (denk vooral aan de heisa rond zijn Kinderboekenweekgedicht) de mond snoeren of geruststellen.
 
Pim Lammers, Natascha Stenvert: Een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan, Querido, Amsterdam 2024, 32p. : ill. ISBN 9789045130200. Distributie L&M Books

© 2024 | MappaLibri