‘Je trok de deur van je studentenkamer dicht, gooide de sleutel over je schouder, kocht met je laatste geld een ticket naar het noorden en weg was je.’
12.12.2012:
die dag verdween Wolf, de broer van Lara Taveirne, ‘je kwam elke dag niet
terug’. Ruim vijf maanden later werd zijn lichaam gevonden in een naaldbos in
het hoge noorden van Zweden. Het was een jonge vrouw die haar weggelopen hond
achterna was gegaan die de akelige vondst deed. De speurders vonden, verscholen
onder dikke lagen winterse kleren, een Moleskine-schrift terug, het dagboek
waarin Wolf de laatste dagen van zijn leven had neergeschreven.
Pas nu, tien jaar na
de dood van haar jongste broer, kon Lara Taveirne er ook over schrijven. Aan
het slot van het openingshoofdstuk, waarin zij onder meer terugblikt op de
uitvaartdienst, staat deze bedenking:
‘Ik herinner me je steeds
minder. Toch wil ik over je schrijven. Ik wil je terugschrijven. Antwoorden op
de afscheidsbrief die we niet kregen, omdat de poging in snippers in je
vuilnisbak is beland.’
De woorden worden herhaald aan het slot van het boek, dit
keer met deze bijkomende bemerking: ‘Intussen ben ik erachter gekomen dat dit
onmogelijk is, dat ik je op zo veel manieren kwijt ben geraakt dat ik alleen
daarover kan schrijven. Over de spleten en gaten waarin je bent weggegleden.’
Het toont hoe eerlijk het opzet en de aanpak van Lara Taveirne zijn geweest bij
het schrijven van dit memento-boek voor haar broer.
De omcirkelende beweging die
haar dicht bij Wolf moet brengen, dwingt haar ook vragen te stellen bij de
schrijfdaad-an-sich: fictie als het magnetisch veld dat al aan je pen begint te
trekken zodra je penpunt het papier raakt. Opvallend hier is de manier waarop
Lara Taveirne in de tot tweemaal toe herhaalde woorden van Wolf zelf, zoals die
genoteerd staan in diens dagboek, de aansluiting vindt om haar eigen positie
als schrijver te duiden: ‘Hoe meer ik schrijf, hoe meer de echte ik ophoudt te
bestaan en hoe meer ik als een personage tevoorschijn kom op de blaadjes van
dit schrijft. Met elk woord groeit de papieren versie van mezelf.’
Het scherpt de
aandacht van de lezer die hoe dan ook mee wordt gezogen in dit verhaal van verlies.
Hoe Lara Taveirne ermee omgaat, hoe zij in nerveus genoteerde en kort
aangebonden alinea’s telkens weer de grondtoon van haar boek in perspectief
plaatst – een vloeiende beweging in netjes afgeronde deelstukken ontbreekt
helemaal – , hoe zij zichzelf een spiegel voorhoudt, het schuldgevoel dat
onvermijdelijk gepaard gaat met de zelfgekozen dood van Wolf, de finale
beslissing zelf naar de plaats te gaan waar Wolfs lichaam werd teruggevonden:
het is haar ‘reis naar het einde van de nacht’. Zo komt zij haar broer wel zeer
nabij.
Tot in
de uiterlijke details is dit merkbaar: net als het Moleskine-schrift van het
dagboek van Wolf heeft de roman ‘afgeronde hoeken’, er worden citaten opgenomen
uit On the road van Jack Kerouac, het boek dat Wolf meenam op zijn
laatste tocht, er zijn de gesprekken die Lara kon voeren met de mensen die Wolf
hebben gekend… Weer duikt een soort van ambivalentie op:
‘Ik hoop dat je het niet erg
vindt dat ik jou hertekend heb. Herschreven. Dat ik je lichaam in een verhaal
heb gewikkeld. Een verhaal in een verhaal in een verhaal in een verhaal. Alles
om je te beschermen tegen de kou. Alles om je te beschermen tegen het echte
verdwijnen.’
Wat
finaal blijft, is de vraag naar het waarom van Wolfs beslissing. Was het de
angst voor ‘het sluipende gif van een gewoon leven? Kreeg je het stervenskoud
bij de gedachte aan een leven zoals dat waar wij, je broer en zussen, in
gevangenzaten: met slopende banen, jengelende kinderen en voor onze neus
wegrijdende treinen?’ Een antwoord komt er niet, maar als lezer voel je zo aan
dat dit niet kon of hoefde. Zo overtuigend schrijft Lara Taveirne ‘over de pijn
die huist in geschreven woorden die hun stem verloren zijn.’
Lara Taveirne: Wolf, Amsterdam,
Prometheus 2024, 236 p. ISBN 9789044654219. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri