Voor de Poëzieweek schreef dit jaar Charlotte Van den
Broeck een kleine, maar smaakvol uitgegeven plaquette. Kopers van een
dichtbundel krijgen dit boekje gratis aangeboden. Van den Broeck heeft, zoals
van haar verwacht kon worden, geen genoegen genomen met een ambachtelijk
tussendoortje. Haar bundel maakt niet alleen indruk, hij sluit perfect aan bij
het thema van de Poëzieweek, dit jaar ‘lichamelijkheid’. De specifieke titel, Plakboel,
onderstreept al hoe de dichter de passie van de liefde niet wil idealiseren –
als de abstracte ontmoeting van twee verwante harten, zoals klassieke poëten
het graag voorstellen. Integendeel, zij concentreert zich op het wrijven en
schuren van twee lichamen, het reële lichaam in plaats van wat zij het
‘bedachte lichaam’ noemt. Die erotische daad wordt in detail beschreven, maar
dat gebeurt steevast in plastische termen, als een kleven, een plakboel. De
vrijpartij is een eigen vorm van lichamelijke communicatie waarbij het
bewustzijn omzeggens tussen haakjes wordt geplaatst en het lichaam zijn eigen
intentionaliteit heeft.
Dat mensenlichaam staat trouwens niet op zich, maar vormt
een integraal bestanddeel van de natuur, van de biotoop waarin de mens zich
beweegt. De lakens worden dan ook verbeeld tot een kolkende zee of tot een
bedauwde aarde. Tientallen planten maken hun opwachting, erotiseren het
landschap en de wereld en vormen zo een aangewezen veld van metaforen voor de
seksualiteit. De seks wordt een collectief orgasme van de hele aarde, dat sterk
zintuiglijk en intens beschreven wordt. Daarmee past deze evocatie perfect in
het wereldbeeld van Charlotte Van den Broeck, waarin alle elementen van de
aarde, hoe gering ook, essentieel zijn. Ook de oppositie tussen het menselijke
subject en de hem of haar omringende objecten wordt systematisch ondergraven.
Mensen worden verbeeld tot planten en bloemen, terwijl omgekeerd de natuur
wordt vermenselijkt. Het kleven en plakken is een visueel symbool voor de
manier waarop alles met alles is verbonden, elke vezel zijn functie heeft in
het geheel.
Die
ultieme symbiose is uiteraard een constructie van de poëtische taal, die de
suggestiviteit tastbaar moet maken. Van den Broeck is meesterlijk in de manier
waarop ze het overkoepelende verhaal weet op te breken in uiteenlopende
fragmenten, puzzelstukken die ruimte laten voor uitweidingen en opsommingen.
Haar retoriek is er geen van schaarste maar van een haast barokke overvloed en,
vooral, van gretige dynamiek. De lezer wordt meegezogen in die beeldenwereld.
Zelfs dan blijft de evocatie gebrekkig om de totaalervaring volledig weer te
geven. Herhaaldelijk in het gedicht wordt gealludeerd op de noodzaak maar ook
de kwetsbaarheid van woorden, op het feit dat de dichter vruchteloos op zoek
blijft gaan naar het perfecte beeld. In die zin openbaart dit gedicht de
evocatieve kracht van de taal, maar tegelijk ook onmiskenbaar de beperkingen
van woorden. Van den Broeck geeft zo een eigentijdse invulling aan wat men
‘mystiek’ zou kunnen noemen: een overweldigende ervaring van verdwijnen en
opgaan in de kosmos die onmiskenbaar ook een intense zelfervaring met zich
meebrengt. Kortom, een fraaie prestatie.
Charlotte Van den Broeck:
Plakboel, Poëziecentrum, Gent 2025, 34 p. ISBN 9789056552022
© 2025 | MappaLibri