Nog lang geen winter

In Nog lang geen winter biedt Peter Terrin op het eerste gezicht een antwoord op de vraag die menig lezer zich gesteld zal hebben na de lectuur van Al het blauw: hoe zou het verder zijn gegaan met de relatie tussen Simon en Carla? Laat me er hier onmiddellijk op wijzen: dat Terrin met deze toch wel verrassende aanpak zou toegeven aan de geestdodende traditie van de vervolgseries die ons dagelijks worden opgedrongen op televisie, is allerminst waar. Nog lang geen winter laat zich lezen als een op zichzelf staande roman – zoals we van Peter Terrin mogen verwachten, staat de idee voorop, het verhaal is hoe dan ook nogal bijkomstig. Er worden personages ten tonele gevoerd die tot op zekere hoogte als bekenden kunnen worden begroet.  

In het leven van Simon is veel veranderd: we zijn, na de belevenissen zoals beschreven in Al het blauw, dertig jaar verder: Carla is overleden en Simon reist, samen met zijn dochter Romy, die negenentwintig is, naar Capri om de as van zijn geliefde in zee uit te strooien. Net voor zijn vertrek blijkt een fors bedrag, herkomst onbekend, op zijn bankrekening gestort te zijn. Het is het begin van een bevreemdende tocht naar het onbekende die Simon met zichzelf en zijn verleden confronteert. Een suggestie van de bevreemdende sfeer waarin de lezer samen met Simon zal terechtkomen, wordt al in het openingshoofdstuk aangereikt: bij het uitstrooien van het laatste doosje met de as van Carla werd ‘de as in een sluier meegenomen en opgetild, en bleef toen een paar seconden voor ons hangen, nauwelijks bewegend, alsof de sluier zich onder water bevond.’
 
Via een chatsessie met zijn bankfiliaal komt hij nadien in contact met een raar heerschap die hem meedeelt dat hij zich, daarheen gedirigeerd door Quantum Entertainments, in een parallel leven bevindt, of beter: ‘gevangen zit’. Meesterlijk is de manier waarop Peter Terrin dit motief heeft uitgewerkt: waar dochter Romy, die geboren is met een beperking, gevangen zit in haar lichaam (soma sèma) maar zich opgewerkt heeft tot een zelfstandige vrouw, blijft Simon vasthaken aan zijn gevangenschap-van-de-geest en kan het proces van verandering slechts langzaam plaatsvinden. In de terugblik die hem vanuit de alternatieve belevingswereld wordt aangereikt, staat voor hem een aantal kantelmomenten – Terrin heeft het over ‘vertakkingen’ – in zijn leven voorop: wat als hij op dit moment en in die bepaalde omstandigheden anders had gehandeld?
 
Terrin laat beide werelden – die van het bestaan dat Simon niet leidt, maar potentieel had kunnen leiden, en die van het aan het hier en nu gebonden bestaan – in elkaar overvloeien, dit mede door in een aantal summier gehouden fragmenten de ik-vorm te laten opgaan in de jij-vorm. Niet toevallig is Simon een over de hele wereld bekend geworden fotograaf. Als er al sprake is van een verdubbeling/ontdubbeling van de werkelijkheid, dan zeker in de fotografie. Zo omschrijft Simon zijn artistieke drijfveer: ‘Iemand raken met de compositie van mijn beelden, met het mysterie, de tonaliteit, het licht, met de onthulling van een werkelijkheid, zoveel echter dan die van alledag, dat was mijn streven.’
 
Het is Terrin er allerminst om te doen de lezer pasklare antwoorden te bieden tijdens het creatieve proces van het lezen. Waar en wanneer precies het leven van Simon zich heeft vertakt, wordt alleen gesuggereerd. Misschien wel een bepalende scène is deze: als Carla zwanger blijkt te zijn (dertig jaar geleden) en alles geregeld lijkt voor een medische ingreep, keert Simon naar huis terug, waar zijn moeder hem opwacht met de woorden: ‘Simon. Je bent thuis.’ Het bijzonder beknopt gehouden tweede deel van de roman beschrijft hoe Simon teruggekomen is uit het ziekenhuis na een hartinfarct en een naamloos blijvende zij-figuur hem zegt: ‘Je bent thuis.’ Is dit het andere leven dat hij had kunnen leiden als hij…?
 
Zonder zich te verliezen in weinig ter zake doende details projecteert Terrin de spiegelingen van zijn hoofdpersonage tegen een achtergrond die refereert aan wat ons mogelijk in de toekomst te wachten staat. Trump is vermoord, de wereld is in de ban van een ruimte-experiment waarbij de Chinese astronaut Li is omgekomen en een aantal betrokkenen weigert de toestemming te geven om hem terug naar de aarde te brengen. Li zou een foto hebben gemaakt van de monoliet op Europa, de koude maan van Jupiter. De monoliet zou te maken hebben met de almachtige intelligentie die opgang maakt. Van almachtig naar artificieel, het is een kleine stap.
 
Peter Terrin gaat speels om met reminiscenties. Zo merkt Simon bij een van zijn bezoekjes aan Miranda, de poetshulp bij wie hij af en toe lichamelijk soelaas zoekt, in een van de bureaus een kunstwerk op in houtskool, ‘onderaan een paar lijnen tekst in kleine, gekrabbelde hoofdletters. Ik kende de kunstenaar. Hij zette zijn verzonnen biografieën in scène, bouwde auto’s, treinstellen en tropische oerwouden van karton…’ Denkend aan het project dat Peter Terrin schrijvend vorm geeft, kan het geen toeval zijn dat hij in Rinus Van de Velde een geestes- en denkgenoot terugvindt.
 
Nog lang geen winter is een veelgelaagde roman: het relaas van een man die het verlies van zijn geliefde zoekt te verwerken, het relaas van een vader op zoek naar zijn dochter (en omgekeerd), het relaas van een man die zich geconfronteerd weet met de wat-alsvraag in zijn leven. En dan is er de trefzekere verwoording waarmee Peter Terrin de caleidoscopisch uitwaaierende thematiek weet aan te reiken. Over de gestorven geliefde van Simon: ‘Ze was verdwenen uit haar ogen.’ Of, Simon samen met dochter Romy zittend op de overloop van een brandtrap: ‘Twee mensen, boven het kanaal buitenboord hangend aan dit oude pakhuis, vader en dochter, onder het witgrijze uitspansel, het fluisterlicht van mijn dromen.’
 
Schrijven, daarvoor doe je het!
 
Peter Terrin Nog lang geen winter, De Bezige Bij, Amsterdam 2025, 223 p. ISBN 9789403181912. Distributie Standaard Uitgeverij 

© 2025 | MappaLibri