10+ - Jayden is
verslaafd aan gamen. Hij zit ganse dagen in zijn kamer met gesloten gordijnen.
Dit ontwricht het hele gezinsleven want gaandeweg maakt hij zelfs geen tijd
meer om met zijn ouders en zus te eten of te praten. Wanneer zijn opa
overlijdt, wil Jayden niet stoppen met gamen om naar de begrafenis te gaan. De buren
krijgen door dat er iets mis is en gaan vragen stellen. Eerst probeert zijn
moeder ‘iets kroms recht te praten’, maar wanneer Jayden niet mee wil gaan naar
de bruiloft van zijn nicht, barst de bom. Hij mag van zijn ouders niet meer
gamen. Ze ontkoppelen de schermen in zijn kamer en nemen zowel alle laptops in
huis als Jaydens GSM mee.
Op de bijbehorende illustratie zien we hoe papa een
onwerkelijk hoge toren van gamebenodigdheden, zoals koptelefoons, toetsenborden,
controllers en muizen, in evenwicht tracht te houden terwijl mama al een aantal
spullen kordaat in de kofferbak zwiert . Leen Huysmans kleurt de gamespullen
knalrood, waardoor de beladenheid ervan in één oogopslag duidelijk is. Voor de
rest van de prent gebruikt ze verschillende tinten schimmig blauw. Opvallend is
dat Huysmans voor al haar illustraties in het boek enkel rode en blauwe tinten
gebruikt, wat meteen de sfeer weergeeft van de vreemde, verdwaasde toestand
waarin Jayden zich bevindt.
Jayden beslist om weg te lopen en het is symbolisch sterk
hoe hij op die manier zelf de omgekeerde beweging in gang zet, weg van zijn
gamewereld naar het reële leven toe. Doorheen het relaas van zijn tocht naar
het strand, slechts enkele uren lang weeft Claudia Jong flarden van de schade
die de gameverslaving bij Jayden aanrichtte. Het valt op dat deze jongen
vreselijk traag is in het concreet plannen van zijn wegloopactie. Zo heeft het
nogal wat voeten in de aarde voordat hij beslist heeft wat er precies op het
briefje aan zijn ouders moet staan. Ook krijgt hij voor zichzelf niet duidelijk
in beeld wat hij nodig heeft onderweg want ‘Het is nogal mistig, daarboven.’
Jaydens angst om naar buiten te gaan broeit onder de
oppervlakte. En als hij eenmaal buiten is, is hij aan het eind van de straat al
buiten adem door zijn slechte fysieke conditie. Gewone prikkels als wind en
regen ervaart hij als een aanslag op zijn lichaam. Als hij onderweg bekenden
tegenkomt, lukt het hem niet om een alledaags gesprekje te voeren. Jaydens
ernstig verstoord realiteitsbesef is zorgwekkend. Zo overspoelt zijn fantasie
hem, wanneer hij door de duinen loopt: ‘Als ik weer opsta en doorloop, zie ik
dingen die er niet zijn: een gordeldier dat op me afrent, een reuzeninsect dat
om me heen zoemt en me aanvalt, en een diepe afgrond waar ik bijna in val. Eén
keer gewonnen, één keer dood en één keer bijna dood.’ En voortdurend denkt hij
bespied te worden.
Jong laat Jayden op een mooie manier evolueren doorheen het verhaal, al
voelt die evolutie tegelijkertijd ook wat kunstmatig binnen dat korte
tijdsbestek. Terwijl hij op een bankje over de zee uitkijkt, lijkt de harde
realiteit stilaan tot hem door te dringen. ‘WAT BEN IK TOCH EEN LOEZER. Ik loop
al jaren met zwaarden te zwaaien en versla hele legers, maar hier, in de echte
wereld, lukt niks!’ Zijn zelfbeeld kantelt van digitale superheld naar zorgenkind.
Wanneer hij opgesloten raakt in een bunker, tuurt hij om de tijd te verdrijven
door het kijkgat naar de meeuwen en de zee en raakt gefascineerd door de
schoonheid van de natuur. Je voelt zijn leefwereld een beetje verbreden. Ook
plant Jong hier een zaadje voor een hernieuwde toenadering tussen Jayden en
zijn papa, die een fervent vogelspotter is.
De schrijfster lijkt niet goed
te weten hoe ze dit verhaal wil beëindigen. Via het kijkgat ontmoet Jayden een
pratende zilvermeeuw. Die maakt zich zorgen over zijn jong, dat niet wil
uitvliegen en zich afzondert van de andere meeuwen. De parallel met Jaydens gezinssituatie
ligt er hier te dik bovenop. Bovendien is deze wending verwarrend: zijn we opnieuw
in Jaydens verbeelding beland of moeten we dit eerder begrijpen als een
sprookje? De meeuw wijst hem de weg naar buiten. Eenmaal vrij, redt Jayden het
meeuwenjong van een rondsluipende vos, wat zijn zelfbeeld een enorme boost
geeft. Uit pure blijdschap duikt hij in zijn onderbroek de golven in. De
slotzin ‘Ik ben blij dat ik LEEF!’ voelt clichématig aan. Jong forceert tegen
hoog tempo een kunstmatig positief einde, terwijl het hele verhaal uitstraalt dat
Jayden en zijn gezin nog een lange, moeilijke weg te gaan hebben.
Claudia Jong, Leen
Huysmans: De jongen die verdween in een game, De Eenhoorn, Eke 2024, 152 p. :
ill. ISBN 9789462918047
© 2025 | MappaLibri