15+ - Callum is zeventien en heeft net een taalstage
doorstaan in een Zuid-Frans dorp. Het was geen succes: hij deed geen mond open
en werd alleen beleefd geduld door de gastfamilie. Tot overmaat van ramp werd
hij verliefd op de dochter des huizes, terwijl zij het idee alleen al walgelijk
vond. Op het moment dat het verhaal begint, wil Callum net de trein naar huis nemen
vanuit Parijs, maar hij laat hem om onduidelijke redenen voor zijn neus het
station uitrijden en moet dan op zoek naar een overnachtingsplek.
Hij kan alleen
terecht bij een neef van hem: Harrison, die al zeven jaar muziek studeert in
Parijs. Die is niet blij met zijn komst en moet die avond optreden. Tijdens het
concert maakt Callum kennis met Arnaud en Lilou die achteraf iets willen gaan
drinken met Harrison. Als Arnaud uit het café vertrekt, blijkt Harrisons hobo
gestolen en Lilou gaat Arnaud op haar motorfiets achterna, met Callum achterop.
In een stad die kreunt onder de hitte en waar een avondklok geldt – het is
intussen al na middernacht en niemand hoort nog op straat te zijn – ontspint
zich een kat- en muisspelletje met de politie.
Wat volgt, is een avontuur met
veel heen en weer en gespeculeer van wie nu waarbij betrokken is, en wat de
hobodief uiteindelijke van plan is. Tussendoor haalt Callum nog wat
herinneringen op aan het desastreuze verloop van de zomer bij de gastfamilie, wat
hier en daar overlappende informatie oplevert. Bovendien zijn die fragmenten
ook niet zo goed geïntegreerd in het verhaal.
Callum fungeert als ik-verteller
en spreekt de lezer rechtstreeks aan, al wordt dat niet al te lang volgehouden
en wordt het pas opnieuw opgepikt op een moment dat je je als lezer allang niet
meer persoonlijk aangesproken voelt. Zijn toon is vaak ironisch, maar nog vaker
sarcastisch met de overdrijving als voornaamste stijlkenmerk. Alleen spreken
alle andere personages op dezelfde manier zodat er weinig diepgang is en ze
allemaal op elkaar lijken. Op de plaatsen waar het Engels scherp genoeg
vertaald is, werkt die humor wel. Zoals in de passages over de windhonden van Arnauds
moeder:
‘Ze
hadden beiden aristocratische trekken, gebogen wenkbrauwen, een lange, mooie
neus, hoge jukbeenderen. De hazewindhonden hadden verre familie kunnen zijn.’
En wat
verderop:
‘Was
het toeval dat de enorme grijzen banken perfect bij de honden pasten? Ik vroeg
me af wie er het eerst waren, of madame Toussaint staaltjes naar een puppyfarm
had gestuurd.’
Er zijn nog wel meer grapjes die echt wel tot hun recht komen, maar helaas is
het Nederlands vrij zwak, met vaak een on-Nederlandse woordvolgorde, een
verkeerde woordkeuze en hier en daar vertaalfouten. Vooral de ‘valse vrienden’
vormen een probleem. Het Engelse ‘drama’ wordt bijvoorbeeld overgenomen terwijl
het eigenlijk gaat om ‘avontuur’, net zoals ‘drugs’ waar medicijnen worden
bedoeld. En ook in de zin ‘”Mijn arme, kleine jongen,” zei mijn moeder
snuivend, met haar gezicht helemaal vertrokken van sympathie…’ gaat het niet om
sympathie, maar om medeleven.
Kortom, dit is een a-typische Rosoff vol wilde fantasie en
007-achtige spanning. Niet slecht voor wie graag een vlot en niet al te complex
verhaal wil met een klimaatboodschap erbovenop, maar wie al vaker Rosoff heeft
gelezen, blijft op zijn honger.
Meg Rosoff: Er gebeurde bijna niets, Luitingh-Sijthoff,
Amsterdam 2024, 158 p. ISBN 9789021048871. Vertaling van Almost nothing happened
door Jenny de Jonge. Distributie VBK België
© 2025 | MappaLibri