10+ - De moeder van Mats (11) spreekt stemmetjes in voor
animatiefilms en ze heeft een opdracht van een maand in Malmö, in het zuiden
van Zweden. Mats gaat met haar mee. Het is de bedoeling dat zijn vader nakomt
omdat hij als fietser voor het klimaat (hij plant een tocht van Zweden naar
Parijs) nog wat moet trainen. Maar de situatie tussen Mats´ ouders is duidelijk
gespannen en hij komt voorlopig niet. Dus krijgt Mats een oppas toegewezen, de
17-jarige Nora die alles wat ze doet of zegt vier keer herhaalt. Al snel maakt
Mats kennis met skater Kilian en ze worden bloedbroeders, zodat hij samen met
zijn nieuwe vriend zijn gang kan gaan zonder Nora achter zich aan te moeten
slepen.
Mijn
broer is een baas is een vlotte, heldere vertelling waarin Mats de lezer
een paar keer rechtstreeks aanspreekt. Het perspectief van een jongen van elf
is heel natuurlijk. Daarom is de verrassing des te groter wanneer blijkt dat
dat niet het geval is. Mats is een meisje, maar voelt zich honderd procent een
jongen. De strijd om de acceptatie van de bijzondere geaardheid van hun kind
zowel bij de moeder als bij de vader wordt zeer geloofwaardig weergegeven. Ook
de innerlijke strijd van Mats zelf is overtuigend, en wordt mooi geduid als een
probleem dat in de eerste plaats van maatschappelijke aard is. De reden is
allicht het rigide hokjesdenken. Zo is zijn vader in een kramp geschoten omdat
hij bang is dat Mats als transjongen
later geen werk zal vinden. Mats ziet het allemaal erg simplistisch en
kinderlijk:
‘Het
is toch niet zo dat je je werk met je piemel doet? Dat je daarmee de bus
bestuurt? Dat je daarmee geld telt? Daarmee documenten ondertekent? Ik weet het
niet hoor, maar volgens mij zijn je HANDEN veel belangrijker.’
En als hij het over
voetbal heeft met aparte jongens- en meisjesploegen: ‘Die indeling was ongeveer
net zo logisch als dat ze de kinderen met donker haar in een groep zouden
zetten en die met licht haar in een andere groep.’ Je kunt er een boom over
opzetten of het iets uitmaakt dat mannen meer spiermassa hebben dan vrouwen en
of er nog wel een verschil is tussen mannen met een iel postuur en gespierde
vrouwen – het hoeven niet eens transvrouwen te zijn. Maar in wezen klopt Mats’
redenering wel. De benen van marathonlopers zijn ook niet allemaal even lang.
Ondanks het toch
wel heftige thema is de toon licht en ironisch, wat goed doorklinkt in de
prettig leesbare vertaling. In het begin wordt de ironie als stijlfiguur
uitgelegd: ‘Dat betekent dat je iets zegt maar het niet meent. Mijn vader kan
erg ironisch zijn, dus ik heb het al jong geleerd.’ Ook andere begrippen worden
geduid voor de jonge lezer, alleen gebeurt dat niet altijd even consequent.
Mats vraagt bijvoorbeeld aan zijn moeder wat ‘Get over it!’ betekent, terwijl
er al eerder een paar Engelse liedjesteksten zijn gepasseerd waarbij je niet
weet of daar iets extra’s mee gezegd wordt, of dat het alleen gaat om een
citaat uit een bij jongeren alom gekend nummer.
Overigens word je regelmatig op
het verkeerde been gezet. Zoals bij de beschrijving van het helse lawaai bij
Kilian thuis: ´Het leek alsof hij in de keuken een pan popcorn stond op te
schudden´, een voorzet die een paar bladzijden verder wordt binnengekopt
wanneer Kilian inderdaad met een pan popcorn aan komt zetten. Verder zijn er
nog een aantal gimmicks die terugkeren, zoals het onbegrijpelijke Zuid-Zweedse
accent en Nora’s fixatie op het getal vier. Dat alles maakt van Mijn broer
is een baas een grappig, maar evengoed verhelderend, en zelfs ontroerend
boek voor alle kinderen en in het bijzonder kinderen die worstelen met hun
geaardheid of zoiets meemaken bij iemand uit hun omgeving.
Jenny Jägerfeld: Mijn broer is
een baas, Ploegsma, Amsterdam 2025, 134 p. ISBN 9789021686424. Vertaling van
Brorsan är kung Mijke Hadewey van Leersum. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2025 | MappaLibri