Getekend

Voor altijd je mama
 
De ‘Slash’-reeks van Querido koppelt telkens een bekende auteur aan een jongere met een bijzonder levensverhaal. Voor Getekend werkte Evelien De Vlieger samen met Katja, een meisje dat opgroeide in een ernstig disfunctioneel ‘loszandgezin’: op haar veertiende wordt ze heen en weer geslingerd tussen de onverschilligheid van haar vader en stiefmoeder enerzijds en - veel erger nog - de psychologische terreur van haar biologische moeder anderzijds.
‘Je kunt best leven zonder ooit “mama” te zeggen, ook al zijn psychologen er niet gerust op dat het daarna nog iets wordt’, merkt Katja droog op. Dat er bij ‘de vrouw die zich haar moeder noemt’ een serieus draadje los zit, weet Katja al lang - pijnlijk genoeg blijft dat voor de buitenwereld grotendeels verborgen, of anders doet die alsof zijn neus bloedt. Katja moet en zal één dag per twee weken bij haar moeder thuis doorbrengen, daar is zelfs de jeugdrechter van overtuigd.
Hoe die dagen verlopen, is hallucinant - het grijpt je naar de keel om te lezen hoe Katja door haar moeder wordt getreiterd en vernederd. Maar psychologische mishandeling laat geen zichtbare sporen na, en nog steeds begrijpt niemand wat Katja nu precies tegen haar moeder heeft. ‘Het was eenvoudiger geweest als ik werd geslagen of vastgebonden’, verzucht Katja. Zelfs haar beste vriendin begrijpt niet goed wat het probleem is, en haar stiefmoeder doet Katja’s diepgewortelde afkeer van haar moeder af als ‘aanstellerij’.
Uiteindelijk ziet Katja geen uitweg meer en doet een zelfmoordpoging. Ze wordt gered, maar als haar moeder haar een beterschapskaartje stuurt met de woorden: ‘Voor altijd je mama’ slaan de stoppen pas goed door. Katja loopt weg en vat post voor de deur van een psychiatrisch ziekenhuis, waar ze smeekt om opgenomen te mogen worden. En dat gebeurt.
Het vervolg is even hartverscheurend als hartverwarmend: in het ziekenhuis vindt Katja voor het eerst een thuis - veiligheid, lotgenoten en mensen die haar verhaal ernstig nemen. Dankzij de niet aflatende inspanningen van haar therapeuten en begeleiders (‘helden’ noemt Katja ze, ‘tovenaars in de schaduw’) begint een verwerkingsproces dat niet zonder slag of stoot zal gaan, maar uiteindelijk succesvol zal zijn. De epiloog, waarin Katja schrijft dat ze ondertussen in de dertig is, en zelf moeder, stemt hoopvol.
Zonder tranentrekkerij of sensatiezucht en met relativerende humor hebben Katja Holvoet en Evelien De Vlieger (die eerder al het thema van de psychiatrie aankaartte in De bovenkamer van Jacob) een authentieke en relevante jeugdroman geschreven. Ze verweven anekdotes, die erin hakken precies door de nuchterheid waarmee ze verteld worden, met treffende beelden die de gevoelswereld van Katja tastbaar maken. Het resultaat is een verhaal waarin niet alleen KOPP-kinderen (kinderen van een ouder met een psychisch probleem) zich zullen herkennen, maar dat ook een warm en niet-clichématig beeld schetst van een psychiatrisch ziekenhuis. Om het met De Vliegers woorden te zeggen: ‘Allen daarheen! Of je kunt het boek lezen, natuurlijk, daar zijn geen wachtlijsten voor.’
  
Amsterdam: Querido, 2015, 199 p. Slash-reeks. ISBN 9789045117812

© 2024 | MappaLibri