In Wat alleen wij horen dartelt Saskia De Coster verder op het elan
van haar succesroman Wij en ik. De
schrijfster houdt ons een kleurrijke mozaïekvertelling voor over de bewoners
van het Atlasgebouw. Atlas droeg de wereld op zijn schouders; ook dit gebouw
vormt de ruggengraat van het verhaal maar het einde lijkt in zicht. De Firma,
vage eigenaar van dit appartementencomplex, wil het gebouw slopen en dringt aan
om de bewoners te laten verhuizen.
Het aftellen is begonnen: elk hoofdstuk herinnert de lezer
eraan hoeveel tijd het gebouw met zijn talrijke inwoners nog rest. Lineair en
teleologisch zoomen we in op deze honingraat en ontmoeten we de alleenstaande
moeder Melanie die zich verzet tegen De Firma. Haar zoontje Claus verbeeldt
zich een aanstekelijk universum om de onbevattelijke wereld het hoofd te kunnen
bieden. Het oude koppel George en Abi vechten dan weer tegen de oprukkende
nevel die zich over Georges brein verspreidt. Erin, niet toevallig schrijfster,
verliest haar focus door de liefde en zal moeten kiezen tussen de solitaire pen
en de mysterieuze Lou. Er wordt met uitgekiende penseelstreken een portret
geschetst van de bewoners waarbij verbeelding een centrale plaats inneemt en
vaak symbolisch wordt gecontrasteerd om zo iets groters aan te raken:
‘Hoe
schattig en bescheiden, hoe gewelddadig en onverbiddelijk, hoe theatraal en
kitscherig iedere droom afzonderlijk ook mag zijn, als je alle dromen uit het
Atlasgebouw opstapelt, nemen ze veel plaats in, zoals vele flinterdunne
bladzijden samen een dik boek vormen. En die dikke boeken maken op hun beurt
deel uit van een hele bibliotheek.’
Een
ander goed voorbeeld van de rol van verbeelding is het voortdurende gepiep die
enkel de bewoners lijken te horen; de massahysterie gaat aan de buitenstaanders
voorbij.
Saskia
De Coster strooit kwistig met originele beeldspraak om zo de kleine leventjes
van de bewoners van het Atlasgebouw bijzonder treffend te schetsen. De korte
opeenvolging van de verweven stemmen stuwen de lezer vooruit. Voor de duur van
het verhaal richt ze een gemeenschap op die louter door het gebouw verbonden
is:
‘Overal rond haar woedt de strijd tegen de tijd. Iedereen gaat
uitzwermen, en nu dus ook haar verhaal. Nog vier maanden zal ze zichzelf geven.
Net zo lang als het Atlasgebouw nog te leven heeft. Tot dan krijgt ze de tijd
om het verhaal uit dit gebouw te bevrijden, voor het neergehaald wordt en
eindigt in puin.’
Door de rake
observaties die ogenschijnlijk moeiteloos uit De Costers pen vloeien, is het
als lezer aangenaam vertoeven in het Atlasgebouw.
Amsterdam : Prometheus, 2015, 317 p. ISBN
9789044628548
© 2025 | MappaLibri