Schateiland

12+ - Heeft de wereld anno 2013 nog wel iets met piraten? De klassieke illustraties van Robert Ingpen bij de nieuwe editie van R.L. Stevensons Schateiland geven je in ieder geval het voordeel van de twijfel. Ingpen stelt de zeelui voor als mensen die door het leven getekend zijn: getaande, ongeschoren gezichten met sporen van sabelgevechten, met stugge wenkbrauwen en zware, gehavende mantels. Het cliché van het rode hoofddoekje, het ooglapje en de oorbel beperkt hij tot de nevenpersonages. Bovenop het levendige verslag van Stevenson zorgt het bijna fotografische detail van Ingpens tekeningen, bijvoorbeeld de armhaartjes van hoofdpersoon Jim Hawkins, voor een extra glans van authenticiteit. Uitgeverij C. de Vries-Brouwers deed een extra duit in het zakje door de mooie vormgeving van deze editie: een gebonden uitgave, met oneffen lichtgele bladzijden die de sfeer van perkament oproepen. Een perkament vormt de aanleiding voor het hele avontuur op zee. Maar de hoofdstukken aan wal, die vertellen hoe de schatkaart in Jims handen valt, zijn minstens even spannend.

Vaart met vaart

Op een dag betrekt een man, die zichzelf kapitein laat noemen, een kamer in de herberg van Jims ouders. Hij drinkt veel rum en boezemt de eigenaars en de gasten angst in. Tegelijkertijd is hij zelf beducht voor een man met één been. Na een griezelig bezoek van een andere kerel, die bekend staat als De Zwarte Hond, en een agressieve blinde die Pew heet, sterft de kapitein. Pew is versterking gaan halen en Jim en zijn moeder — zijn vader is inmiddels overleden — zien de kans om veilig de herberg te verlaten voor het gespuis terugkeert.
In de zeemanskist van de kapitein heeft Jim een bundeltje papieren gevonden en met deze schatkaart komt hij bij dokter Livesey en de landheer Trelawney terecht. In deze spannende intro schetst Stevenson een aantal sterke personages en zorgt hij voor veel vaart. Hoewel alles zich aanvankelijk aan wal afspeelt, zit de lezer in deze eerste hoofdstukken al volledig mee in de sfeer van het schattenjagen en het avontuur. Trelawney laat een bemanning bij elkaar zoeken en stelt vertrouwen in een man met één been, Lange John Silver — in wiens herberg Jim De Zwarte Hond terugziet — die een groot aantal bemanningsleden weet te ronselen en meteen twee mannen ontslaat die de landheer zelf aangeworven had. Lange John Silver wordt tot scheepskok benoemd; zelf neemt Trelawney kapitein Smollet aan. Nog voor het schip de zeilen hijst, waarschuwt Smollett voor muiterij — op zijn aanraden wordt de wapenvoorraad naar een veiliger ruim gebracht en rept de landheer met geen woord meer over de missie van de schoener en de aanwijzingen op de schatkaart. Smollett krijgt gelijk en Jim ontdekt een complot waarvan Lange John Silver het brein is. Rechtsomkeert maken is geen optie. De kapitein, de dokter, de landheer, Jim en hun getrouwen zullen de muiters te slim af moeten zijn.
In wat volgt, nemen de twee kampen hun positie in op het strijdtoneel. Lange John Silver gaat met enkele volgelingen aan wal op Schateiland; de groep rond Trelawney blijft aanvankelijk aan boord van de Hispaniola, onder toezicht van enkele van Silvers mannen. Jim gaat op eigen houtje aan land, maar weet uit de handen van Silver te blijven. Jim ontmoet op dit Schateiland de verloren gewaande Ben Gunn, die eveneens op zoek is naar de schat en zich gaandeweg bij het kamp van de landheer zal aansluiten in de hoop met hen van het eiland af te raken. De groep rond de landheer zal zich uiteindelijk ook schuilhouden aan wal, en vanaf dan mondt de zoektocht uit in een overlevingsstrijd. De twee kampen nemen het tegen elkaar op, en de vroegere bemanning wordt aanzienlijk uitgedund. Jim slaagt erin de Hispaniola terug te kapen, maar valt daarna in de handen van Silver, die hem als gijzelaar neemt. Bovendien heeft de bende van Silver nu ook de schatkaart in handen gekregen...

Avontuur en spel

R.L. Stevenson weet hoe hij de lezer in een verhaal kan meezuigen. Nog voor de personages het ruime sop kiezen, slaat de zucht naar avontuur al moeiteloos over: de vreemde gebeurtenissen in de herberg, het vinden van de schatkaart. De ontwikkelingen volgen elkaar in een hoog tempo op, en elk hoofdstuk eindigt met een stevige cliffhanger — dat is hoogstwaarschijnlijk te danken aan het feit dat Schateiland oorspronkelijk in afleveringen in een tijdschrift verscheen. Interessant is het personage Lange John Silver. Hij is een leidersfiguur en sommige critici zien hem als een soort vader voor Jim, wiens echte vader in het eerste deel sterft. In ieder geval bestaat er een nauwe band tussen de twee personages. Silver ziet de kwaliteiten van de jongen duidelijk in (‘Wat hadden [Jim] en ik het samen nog ver kunnen schoppen!’) en Jim wil Silvers vertrouwen niet beschamen wanneer dokter Livesey de gegijzelde jongen aanraadt om ervandoor te gaan. De loyaliteit van Silver ten opzichte van Jim lijkt echter dubieus (‘Nu het goud voor het grijpen lag, was al het andere blijkbaar vergeten. Zijn belofte en de waarschuwing van de dokter waren dingen uit het verleden.’), maar net daarin schuilt een ambiguiteit die veel lezers aan Schateiland waarderen. Het gebrek aan moraal (Silver gaat vrijuit met een deel van de schat) is volgens bronnen wat Schateiland onderscheidt van veel andere avonturenverhalen uit de victoriaanse literatuur.
Schateiland wordt vaak gelezen als een verhaal waarin een jongen de ontwikkeling tot man beleeft. Aan het begin van het avontuur is de wereld van Jim erg beperkt: verder dan zijn vertrouwde omgeving rond de herberg komt hij niet. De schat die moet worden gezocht, staat in die optiek gelijk aan de introductie in de volwassen wereld. Jim vertelt zijn belevenissen vanuit zijn standpunt achteraf, als de zeereis voorbij is en hij allerlei gevaren heeft overwonnen. De weg naar het fortuin is echter niet zozeer een kwestie van hindernissen nemen op een volwassen manier, als wel van ‘spelen’. Jim neemt veel beslissingen zonder die goed te overdenken of de volwassenen rondom hem in te lichten. Toch loont dat impulsieve gedrag uiteindelijk — als Jim verslag doet van zijn avonturen tegen de dokter, zegt die laatste: ‘Elke keer weer ben jij degene die ons leven heeft gered.’ Het is dus bij Jim net zoals bij Silver: goed gedrag leidt niet tot het winnen van het spel, maar het gaat om het spelen zelf. Vaak is het spel winnen een kwestie van geluk.
De roman put een groot deel van zijn kracht uit het gegeven dat de hele onderneming voor Jim niet meer lijkt dan een (weliswaar heel spannend) spel. Het wist de vraag naar schuld bijvoorbeeld uit. Als een piraat Jim naar het leven staat, kan die laatste niet anders dan uit zelfverdeding de piraat doden. Jim maakt zich daar verder geen bedenkingen over. Stefanie Markovitz schrijft hierover in The Crisis of Action in Nineteenth-Century English Literature: ‘Omdat de queeste “moreel vervallen” is, zoals [Robert] Fraser het stelt, is “het doel van de reis niet te winnen of zelfs een punt te maken: het is het spelen zelf.” Het komt dus niet als een verrassing aan dat een jongen de held van het verhaal is. Zijn vaardigheden zijn het geschiktst om het spel te spelen. In het midden van een worsteling met een van de piraten, herinnert Jim ons aan dit feit: “Toen hij zag dat ik klaar stond om weg te duiken, bleef hij eveneens staan. Het deed me denken aan een spelletje dat ik vroeger thuis vaak speelde, al was dat nooit met zo’n wild kloppend hart geweest als nu. Maar zoals ik al zei, was dat een spelletje en ik was ervan overtuigd dat ik het van een oude, gewonde matroos wel kon winnen.”’ (mijn vertaling).
Het speelse van de hele onderneming, de hang naar avontuur, het soms onbezonnen gedrag, het gebrek aan moraal en bijvoorbeeld ook de afwezigheid van een romantische subplot, maken Schateiland tot een werk dat zijn plaats in de canon heeft verdiend. Stevenson speelt voortreffelijk met ingrediënten als spanning en weet naar een onverwachte, slimme list toe te werken. Het enige wat de leeservaring echt in de weg staat, is de taal. Waar de auteur destijds om zijn taal geroemd werd (Schateiland zou veel minder breedsprakig zijn dan andere avonturenromans uit die tijd), ondermijnt die vandaag een aangename lectuur. De vertaler of bewerker had hier wat mij betreft meer op de voorgrond mogen treden. Over het algemeen doet de tekst oubollig aan en sommige zinnen doen je haperen: ‘Tussen groepjes groene muskaatbomen stond hier en daar een verdwaalde grove den, die elk hun eigen aroma’s verspreidde’. De lezer was beter af geweest met een woordje toelichting bij de vele scheepstermen als want, zaling, kluiverboom, stag, bras, boegspriet, subaltern, oploeven enz. Ook een spelfout als ‘[Ik] gleed de waterberg af, die zo stijl was dat ik er draaierig van werd’, stoort. Schateiland lezen was voor mij zoals meedobberen in een onzichtbaar sloepje: veel golven van spanning, een dreigend onweer aan de hemel, maar je maakt het mee vanop een veilige afstand, en roeit tevreden naar huis als de buit binnen is. Alleen de golven die de taal veroorzaakte, maakten dat ik af en toe zeeziek werd.

Bronnen

Nineteenth-Century Literary Criticism. Gale, 1998.
Markovitz, Stefanie. The Crisis of Action in Nineteenth-Century English Literature. Ohio State University Press, 2006.

Robert Louis Stevenson, Robert Ingpen (ill.): Schateiland, De Vries-Brouwers Antwerpen, 2013, 192 p., ill. € 28,9. ISBN 9789059273207

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2013

© 2024 | MappaLibri