Een waanzinnig begin

Als dr. Doll — voor de oorlog een succesvol auteur — opnieuw contact zoekt met het literaire en journalistieke milieu in Berlijn, ontmoet hij redacteur Völger, 'de vroegere hoeder van zijn boeken bij de uitgeverij'. Het weerzien is hartelijk, maar Doll begint meteen over zijn wedervaren te vertellen, tot frustratie van zijn gesprekspartner die op zijn beurt wil vertellen hoe slecht het hem wel niet vergaan is. 'Terwijl hij dat verslag verstrooid beluistert, schieten Doll meteen nog veel ergere dingen te binnen. Hij luistert nauwelijks tot de ander is uitgepraat en komt halsoverkop met zijn eigen verhaal. Opeens zwijgen ze allebei, ze kijken met een mat lachje naar elkaars gekwelde gezicht, allebei hebben ze zichzelf betrapt. ‘We gedragen ons als onze dierbare medemensen over wier dwaasheid we anders zo graag gniffelen. We hebben allebei de allerergste dingen meegemaakt!’ zegt Völger. ‘Ja’ bevestigt Doll. ‘En we hebben allebei ongeveer hetzelfde meegemaakt’. ‘Inderdaad’ zegt Völger dan weer, ‘we hebben alle twee vrijwel ondraaglijk geleden.’ ‘Zo is het!’ bevestigt Doll.'
Het is herfst 1945 en de schrijver bevindt zich met zijn jonge vrouw in Berlijn waar ze, allebei morfinomaan, met moeite het hoofd boven water kunnen houden. De ‘grote ineenstorting’ hebben ze enkele maanden eerder beleefd op hun boerderij in Prenzlau, waar ze de Russen als hen bevrijders hadden verwelkomd. Doll, die door de nieuwe machthebbers tot burgemeester werd benoemd, krijgt het aan de stok met de bewoners: hij moet verborgen voorraden opsporen bij voormalige nazi partijleden en sympathisanten die het gros van de bevolking uitmaken. Altijd al als een buitenbeentje beschouwd, groeit hij nu uit tot de meest gehate man in de streek. De weerzin tegenover zijn volksgenoten is minstens even groot: 'Hij verachtte iedereen, iedereen evenzeer. Hij kon niemand meer haten, het was niets anders dan klein ongedierte — zo, precies zo hadden de eerste Russische soldaten naar zijn vrouw en hem gekeken, en zo bekeek hij ze nu zelf: alle Duitsers. Maar hij was zelf een van die Duitsers, hij was een Duitser, een woord dat overal ter wereld een scheldwoord was geworden.'
Doll en zijn vrouw worden ziek. Zij lijdt aan galkolieken en krijgt daardoor morfine ingespoten. Wanneer ze begin september naar Berlijn vertrekken om het gedeeltelijk verbrande appartement van Alma te betrekken, zijn ze beiden verslaafd. Genadeloos beschrijft Fallada de wijze waarop de bevolking, zowel op het platteland als in de stad, zich gedraagt: 'bedelaars zonder waardigheid noch fierheid', als een volk dat zichzelf heeft opgegeven en verloren is, enkel maar bezig met overleven, zonder enig gemeenschapsgevoel, ten koste van anderen, als het nodig is, maar ook als het niet nodig is. Even genadeloos en tot op het bot wordt de eigen situatie ontleed. Het verlies aan zelfcontrole door de verslaving, maar ook het gebrek aan empathie dat met iedere tegenslag dieper invreet en het oordeelsvermogen meer en meer aantast.
De roman is in feite een verslag van Fallada’s eigen wedervaren in dat eerste jaar na de oorlog en komt, zoals blijkt uit het nawoord van de vertaalster, in vele opzichten overeen met wat er echt is gebeurd. Die nauwe vermenging van feiten en fictie maakt dat de lezer soms moeite heeft het verhaal te volgen. Op de plaatsen waar de feiten gaan overheersen dreigt de roman onduidelijk te worden. Wat niet belet dat er indrukwekkende passages in voorkomen, zoals de ontmoeting met redacteur Völger, de ruzie met Alma, de confrontatie met de ambtenaren van Volkshuisvesting, de scènes die betrekking hebben op de morfineverslaving en het portret van moeke Trüller, een van de zeldzame belangeloze mensen in het apocalyptische klimaat van die dagen.
Het boek, in 1947 verschenen onder de titel Der Alpdruck, was het eerste dat Hans Fallada (1893-1947) na de oorlog schreef en dat destijds ideologisch fel werd bekritiseerd, hoewel (of omdat) hij de Russen er in ontzag. Hij zou de publicatie niet meer meemaken, maar had nog de tijd om voor zijn tragische dood Alleen in Berlijn te voltooien, een waardige opvolger van zijn onvolprezen meesterwerk uit 1932 Wat nu, kleine man?


Hans Fallada, Een waanzinnig begin, Cossee Amsterdam, 2014, 267 p., € 22,9. ISBN 9789059364998. Vert. van: Der Alpdruck door Anne Folkertsma. Distributie: Van Halewyck

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf cop. 2014

© 2024 | MappaLibri