Wij samen op stap

3+ - Er zijn illustratoren van wie je het werk in één oogopslag herkent. Leo Timmers is zonder twijfel een van hen. Vooral met zijn boeken boordevol vreemde voertuigen bouwde hij een vast publiek op onder de (aller)jongste lezers: de kleurrijke dierenfiguren en hun rijtuigen zijn tegelijk herkenbaar én verrassend, zodat ze ook bij herhaaldelijk lezen voor veel kijkplezier zorgen.
De eerste titels, zoals Wie rijdt? (2005) en het met een Boekenpauw bekroonde Boem! (2011), legden alle nadruk op het voertuig en de personages en plaatsten die tegen een witte achtergrond. Met De kar van de koning (2012) ging Timmers een stap verder en voegde hij een sober decor toe. In Wij samen op stap trekt hij alle registers open en bouwt hij rond de voertuigen een hele stad. Centraal staan een jong konijn en zijn moeder, die de stad in gaan voor allerhande kleine boodschappen. Ze passeren daarbij allerlei plekken voorbij. Het zijn stuk voor stuk ankerpunten van het dagelijkse leven: de bakker, het station, de school, het ziekenhuis, het postkantoor, de bibliotheek...
Wat op het eerste gezicht een erg banaal verhaal is, klimt dankzij de sterke beelden van Leo Timmers en de al even sterke woorden van Bart Moeyaert op tot een boek met de waarde van een klassieker.

Herkenbaarheid en vervreemding

Het verhaal gaat al vóór de titelpagina van start: tegen een witte achtergrond ontwaakt, met zichtbaar enthousiasme, het kleine konijn. Zijn schommelwiegje, met afbeelding van een wortel, geeft aan hoe jong hij is. Dat niet iedereen ‘s ochtens even goedgehumeurd is, blijkt uit de vervolgpagina, waarop een wekker uit een raam wordt gekeild — en op het hoofd van een late inbreker dreigt te belanden —, een muis nog loopt te slaapwandelen en de ene vogel nog met slaapmuts zit te suffen, terwijl de andere al luidkeels lijkt te kwetteren. Met deze kleine beeldgrappen is de toon gezet. De illustraties bieden telkens opnieuw een goed gedoseerde verhouding tussen herkenbare elementen en visuele knipogen of grappen. Zo weet de maker een breed publiek te bespelen: de erg jonge lezer, die zijn onmiddellijke omgeving nog volop moet verkennen, en de ervarener mee- of voorlezer, die voldoende visuele geletterdheid heeft opgebouwd om de grappen te vatten.
Herkenbaarheid ontstaat niet alleen door de omgeving en de activiteiten, ook de dierenfiguren zijn sterk vermenselijkt. Zo heeft de moeder van het kleine konijn een duidelijk vrouwelijk silhouet: door de kamerjas heen tekenen zich haar slanke taille en boezem af, terwijl ze in een uitbundige geeuw de hand voor de mond slaat. De dieren zijn nog slechts subtiel drager van hun oorspronkelijke eigenschappen. De olifant slaat zijn slurf om een stokbrood, de giraf steekt zijn lange nek door het open dakraam van de schoolbus, de poema strekt de benen na een rondje hardlopen, honden houden wel van een bot en konijnen van wortels...
Interessant is hoe dit boek, dat oorspronkelijk in het Engels verscheen in een samenwerking van Querido met Bloomsbury, naar de Nederlandstalige markt werd omgezet. De Belgische illustrator hield bij zijn illustraties duidelijk rekening met de oorspronkelijke doelgroep. De gele schoolbus, de taxi, het treinlogo of het ontbijtadresje zijn bijvoorbeeld duidelijk elementen uit het Amerikaanse straatbeeld. Deze exotische elementen staan de herkenbaarheid voor de Belgische of Nederlandse lezer echter allerminst in de weg: de schuttingen, huizen en winkels zouden zo uit ‘onze’ wereld kunnen zijn weggeplukt.
Opvallend is dat Bart Moeyaert in zijn bewerking de aandacht van deze vreemde elementen heeft weggeleid, bijvoorbeeld door het oorspronkelijke vers ‘Pancakes flipping. / Cutting, clipping. / Tossing, fetching, / Bending, stretching. [...]’ te vertalen met ‘fijn ontbijten / lekkerbek / krantenjongen / ei met spek’ (mijn cursivering) of door de ‘schoolbus’ uit het openingsvers plaats te laten ruimen voor een algemenere schets ‘elke dag om / klokslag zeven / komt de hele / stad tot leven’.
In het interview in De Leeswelp nr. 5 van dit jaar geeft hij daarover zelf aan dat de weergave van het basisverhaal, naast een grote aandacht voor ritme en klanken, centraal stond. ‘En wat ik te allen tijde moest vermijden, was dat de tekst alleen maar zou zeggen wat er al in de prenten gebeurt.’ Door zijn focus op het basisverhaal richt hij meteen ook de aandacht op het universele element uit dit prentenboek. Moeder en kind gaan samen op stap en ontdekken gaandeweg de wereld om hen heen. Door zaken uit die wereld te belichten of net buiten beeld te laten, neutraliseert de bewerker de tekst en maakt hij hem herkenbaarder voor het doelpubliek. Het tussendoortje dat op de afbeelding ontzettend sterk op een Oreo-koekje lijkt, gaat er plots anders uitzien: ‘Gaan we zitten / krentenkoek / lekker lezen / prentenboek’.

Beeldverhaal

Weinig gebruikelijk is de genrevermelding op de cover en titelpagina van het boek, al dekt het woord wel de lading. Wij samen op stap is immers ook écht een beeldverhaal, waarbij Timmers door de prenten heen verschillende verhaallijnen uitzet. Hoewel de drukke decors een uitdaging kunnen vormen voor erg jonge lezers, compenseert hij dat door (vrij) consequent hetzelfde perspectief aan te houden en de straat te tonen vanop ooghoogte, waarbij het eindpunt van de ene pagina heel vaak ook het beginpunt van de volgende pagina vormt.
Wat het werk van Timmers zo sterk maakt, is zijn gave om op het eerste gezicht eenvoudige prenten boordevol prikkelende elementen te stoppen. Denk aan afgesneden kaders, stilistische truukjes, visuele grapjes, details, het veelvoud van acties op een en dezelfde spread... In dat opzicht biedt dit boek net zoveel uitdaging als bijvoorbeeld Picknick met taart van de bejubelde Thé Tjong-Khing, terwijl het basisgegeven, deels door de keuze voor het hoofdpersonage, aansluit bij een jongere doelgroep. Ook de uitwerking van de illustraties in acrylverf, met grote, kleurrijke dierenfiguren en sterke, levendige kleuren, steunt die profilering.
Timmers heeft de pagina’s strak gecomponeerd. Over de verschillende bladzijden worden figuren herhaald en hun activiteiten verdergezet. Ook binnen de bladzijden is er veel herhaling, zoals het sproeiende water dat terugkeert in de lekkende tuinslang, het poetsmiddel, het mondwater, de ruitenwisser... Of het eten aan de fontein naast de bib, dat door elke deelnemende figuur in de loop van de vorige bladzijden is verzameld.
Dat het einde van het boek met een verkeersbord uitnodigt tot een herhaling van de leesact — en knipoogt naar eerder werk —, hoeft dan ook niet te verbazen. Ook in de wereld van het kind gaat de verwerking eindeloos door: de gebeurtenissen van de dag krijgen op microniveau plaats in het spel van het kind. De prent waarop het kleine konijn naast een uitgeputte moeder alle speelgoed, met duidelijke referenties naar de figuren uit het verhaal, opneemt in zijn eigen verhaal is dan ook heel herkenbaar, wellicht voor beide partijen. Al zou de gewiekste lezer zich ook de vraag kunnen stellen of er ooit wel écht een uitstapje naar de stad is geweest, en niet het hele boek in het hoofd van het kleine konijn is ontstaan...
De tekst, oorspronkelijk van Jean Reidy en verregaand bewerkt door Bart Moeyaert, is — om het erg stout te zeggen — eigenlijk van ondergeschikt belang, maar geeft wel dynamiek aan het geheel. Reidy koos radicaal voor die dynamiek. De oorspronkelijke tekst maakt, zoals Moeyaert aangeeft in het eerder genoemde interview, uitvoerig gebruik van het onvoltooid deelwoord, een werkwoordvorm die in het Nederlands nauwelijks werkt, maar in het Engels erg gangbaar is.
In zijn bewerking komt Moeyaert tot een veel rijkere mix van actie en rust, waarbij werkwoorden in infinitiefvorm (‘lekker weertje / wij naar buiten / buurman groeten / liedje fluiten ‘) afgewisseld worden met vervoegde werkwoorden en zelfstandige naamwoorden. Die laatste fungeren als een duidelijk rustpunt in het geheel: ‘gaan we zitten / krentenkoek / lekker lezen / prentenboek’. Zonder dat het ooit geforceerd klinkt, goochelt Moeyaert bovendien met klanken: uitdrukkingen uit de spreektaal, klanknabootsingen, alliteraties en neologismen sieren de tekst. Het lijkt allemaal ontzettend eenvoudig, maar wie ooit worstelde met een vertaling of een aantal minder geslaagde voorbeelden las, weet dat Moeyaert hier een huzarenstukje heeft geleverd.
Wij samen op stap verdient een plaats in het opvolgpakket van het leesbevorderingsproject ‘Boekbaby’s’: het is een boek dat bij élk kind terecht moet komen, om het wegwijs te maken in de wondere wereld van woord en beeld. Bestaat daarbij een betere gids dan een boek waarin woord en beeld op zo’n hoog niveau worden bespeeld?

Leo Timmers (ill.), Jean Reidy, Wij samen op stap, Querido Amsterdam, 2013, 32 p., ill. € 14,95. ISBN 9789045115894. Vert. van: All through my town door Bart Moeyaert. Distributie: WPG Uitgevers

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2013

© 2024 | MappaLibri