Ga niet naar Canada en andere misverstanden over de liefde

14+ - De titel Ga niet naar Canada en andere misverstanden over de liefde leest als die van een zelfhulpboek. Maar net zomin als Brei met mij een handwerkgids was, is de recentste jongerenroman van Evelien De Vlieger een wegwijzer in de liefde. Tenzij je bereid bent zélf over de dingen na te denken, want ‘elk woord dat over de liefde gezegd wordt, is er een te veel.’
Klaar, het ‘bijna zeventien’-jarige hoofdpersonage, beslist dat het tijd is om haar eigen zomers in te kleuren. En dus laat ze haar ouders aan de vooravond van het vertrek weten dat ze niet met hen op reis wil. Liever past ze op het appartement van haar grootouders en buigt ze zich een weekend lang over de typemachine om een weddenschap ‘blind typen’ te winnen. Winnen staat hier gelijk aan verliezen, zo lijkt het wel, want als Klaar verliest, dan mag Peer, de jongen met wie ze op de nauwelijks zichtbare grens van een relatie staat, ‘met haar doen wat hij wil’. De weg naar volwassenheid gaat over seksualiteit, lijkt Klaar te hebben beslist: ‘Iedereen doet het al, behalve ik. Ik voel me veel ouder dan mijn klasgenoten, maar door dat stomme feit ook veel jonger.’ Dat liefde en volwassenheid dat tikje ingewikkelder zijn, ontdekt ze gaandeweg. De meerdaagse schooluitstap, de ‘foute’ club, de eerste keer alleen thuis: het zijn herkenbare momenten in de seksuele ontwikkeling van een puber.
Toch krijgt het personage Klaar niet meteen overtuigend vorm. Op een paar punten wordt ze jonger, of puberaler, zo je wil, getypeerd. Neem nu Kruistocht in spijkerbroek: dat mag dan wel een klassieker zijn die dankzij de verfilming recent herleefde, maar om het nu door een bibliothecaris aan een zestien-, bijna zeventienjarige te verkopen als ‘een boek waar je niet omheen kunt’? Voor het flauwe grapje ‘Voorlopig kon ze vooral niet om de geur heen van alle kruisen in spijkerbroek waar het boek eerder op had gelegen’ hoefde de auteur het niet te doen. Misschien is elke puber moeilijk op één leeftijd vast te prikken, maar het lijkt erop alsof de schrijfster haar personage nog niet helemaal in de vingers heeft. Wie de Klaar uit de eerste pagina’s vergelijkt met de trefzekere puberportretten van Jakob en Heide uit de eerdere jongerenromans van De Vlieger, krijgt het gevoel dat de eerste aarzelende tikoefeningen ook voor haarzelf golden.
Klaar krijgen we vanuit verschillende perspectieven te zien. In haar met bedenkingen en observaties aangevulde tikoefeningen lezen we mee met een ik-verteller, die in associatieve stijl haar onmiddellijke omgeving en zorgen portretteert. Daarnaast is er de — overwegend personele — verteller die Klaar in een wat ruimere omgeving en tijd plaatst, met flashbacks naar een dichtbij verleden en meer ruimte voor laconieke toevoegingen en beeldspraak. Nog verder weg brengen ons de delen uit het schrift van haar opa, die in een lange brief aan een vriend en ‘de man die hij daar was’ bericht over zijn tijd als immigrant in Canada, zijn relatie met een meisje daar en de ondergang van dat alles —een verhaal dat de evolutie van Klaar mooi spiegelt.

Vertellen

Dreven Brei met mij (2008) en De bovenkamer van Jakob (2011) nog sterk op de sfeer en psychologische portrettering, dan heeft De Vlieger nu duidelijk sterker aan de plot gesleuteld. Met de parallellen tussen het verhaal van Klaar en dat van haar grootvader, zowel in het verloop van de gebeurtenissen als in de ruimte (beiden laten hun veilige omgeving achter zich), en enkele ‘spanningsgerichte’ toevoegingen zoals de ‘gluurbuur’ en de bosbranden, verlegt De Vlieger de aandacht wat meer naar het verhaal zelf. Toch wordt er nog te veel ‘verteld’ — een gevolg van de gekozen vertelvorm — en brengen ook goed gekozen elementen niet meteen meer vaart in het verhaal. Vooral het relaas van de grootvader blijft een tikje te lang voortkabbelen. Gelukkig krijgt de lezer geregeld een hapje toegegooid, zodat je blijft lezen tot het verhaal je écht op sleeptouw neemt, op het moment dat Morris, Klaars grootvader, (bijna) aan zijn ‘misdaad’ toekomt en ook Klaar tot actie overgaat — zij het niet helemaal geloofwaardig en wat te gekunsteld.
De Vlieger is vooral stilistisch sterk: ze zet de drie vertelstemmen overtuigend in een aangepast register neer. De tikoefeningen, ook typografisch weergegeven als van een oude typemachine en doorspekt met tikfouten en letterreeksen, worden gaandeweg steeds interessanter ingezet. Zo weeft Klaar telefoongesprekken door de tekst, aangevuld met de antwoorden die ze had willen geven of met wat ze verzwijgt. Het draagt bij aan een sterkere en geloofwaardigere portrettering.Door die ontwikkeling van de tikoefeningen (waarbij een sterkere beheersing van het typen ook symbolisch meer ruimte zou kunnen laten voor een complexere tekst — maar zo ver buit de auteur het niet uit) wordt ook het verschil tussen de ik- en de zij-verteller groter. Die laatste laat vooral toe om, goed gedoseerd, nu en dan beeldspraak in te lassen. De Vlieger bewees in eerder werk dat ze goed om kan gaan met beeldspraak, maar hier zijn helaas ook zwakkere vergelijkingen overeind gebleven, in de stijl van ‘Het sap spoot tot in haar gezicht als een frisoranje regenbui.’ Veel sterker is het volgende beeld, wanneer Klaar ontdekt dat de bouwvakker met wie ze de dag voordien heeft gekust met een ander meisje flirt: ‘Ze had niet zelf op die schommel naast Bilal willen zitten, maar om er nu iemand anders te zien, iemand die zich er zo thuis voelde? Het was een beetje zoals wanneer je denkt dat iemand naar je wuift en je wuift enthousiast terug, en dan blijkt dat het helemaal niet naar jou was.’
De delen uit het schrift van haar grootvader zijn heel anders van stijl. Het conversationele schrijven in ‘confidentiestijl’, dat tegelijk wat van de plechtstatigheid van de schriftelijke cultuur uit de vroege twintigste eeuw bewaart, klinkt erg authentiek, ook door de afgewogen mix met Engelse woorden, als van iemand die te lang uitsluitend een andere taal heeft gesproken. Authentiek staat echter niet noodzakelijk gelijk aan boeiend, en in dit deel had een sterker show, don’t tell-gehalte wat meer vaart aan het verhaal gegeven.

Nieuwe wegen

Evelien De Vlieger bouwt de laatste jaren stevig aan een oeuvre. Daarbij blijft ze niet hangen bij het vertrouwde, maar verkent ze diverse genres. Ze evolueerde van informatieve boeken en prentenboeken naar jongerenromans, maakte een zijstap naar eerste lezers met Job en de duif (2011), dat met een Boekenwelp werd bekroond, en oogstte bewondering voor haar stijloefening in Mijn oma is van peperkoek (2012). Ook met Ga niet naar Canada verlegt ze haar grenzen. Het is haar eerste historische roman, die bovendien gebaseerd is op de ervaringen van haar eigen grootvader. Daarnaast breidt ze de complexiteit van vorm en structuur gevoelig uit — het lijkt erop alsof ze de kritiek op eerder werk grondig ter harte heeft genomen.
Met dit — overigens erg mooi en verzorgd vormgegeven — boek zet De Vlieger een mooi portret neer van relationele en persoonlijke ontwikkeling, en dat over meerdere generaties: hoe ieder gaandeweg leert zijn grenzen te bepalen, welke rol het spel van aantrekken en afstoten daarin krijgt, hoe schaamte of koppigheid je kan verlammen... Ondanks de worsteling van Klaar met zichzelf en met haar ouders, wordt het boek nergens zwaar op de hand. De Vlieger zet ook hier haar lichte toon en subtiele humor in. ‘Als kers op de taart was haar sluike haar vooraan beginnen te kroezen. Een schaamhaarpony: net wat ze nodig had. Anderen kregen gevoelens, zij kreeg krullen, op de verkeerde plaats ook nog.’ De Vlieger heeft geen ‘bijzondere jongere’ neergezet, maar iemand die in haar uniciteit als herkenbaar ijkpunt kan dienen voor de vele pubers die zich met alledaagse beslommeringen door hun groeiproces en seksuele ontwikkeling worstelen. Bovendien tekent De Vlieger niet één, maar vele mogelijke liefdes: de passionele, maar voor een kind verstikkende, van de ouders; de versteende verstandhouding tussen grootouders; de korte flirt tussen Klaar en de bouwvakker Bilal; het eindeloze aftasten tussen Klaar en Peer... Uit de vele motieven, de inzet en symboolwaarde van de ruimte, de parallellen tussen het verhaal van Klaar en dat van haar grootvader Morris, de mogelijke, maar geenszins uitgesproken verwijzingen naar beginnende dementie... blijkt dat De Vlieger dit boek grondig heeft doordacht.
Desondanks — of net daardoor? — werkt niet alles even sterk. Zo kan de situering in de tijd niet helemaal overtuigen. Aanvankelijk lijkt het bijna alsof De Vlieger die terloopse verwijzing — ‘Ik wed dat de zomer van 1987 een mijlpaal wordt’ — nodig had om niet met de gsm en andere moderne media te moeten kampen, want die hadden een plot als deze ongetwijfeld in de weg gestaan. Op een enkel moment na komt er geen specifieke tijdgeest tot leven en had het verhaal zich net zo goed vandaag kunnen afspelen. Het portret van de grootvader droeg misschien ook wel meer in zich. Dankzij het schrift krijgen we een goed beeld van de man als leeftijdgenoot van zijn kleindochter, maar zijn levenservaring en huidige visie blijven helaas buiten beeld.
Maar dat zijn kanttekeningen bij een boek dat bovenal getuigt van de durf om buiten de grenzen te treden en nieuwe wegen te verkennen. Dat De Vlieger al aardig wat pagina’s in de vingers heeft, blijkt uit het krachtige slot, waar ze bijna ongemerkt naartoe werkt. In al zijn dramatiek is Ga niet naar Canada ook oneindig hoopvol. Die knap geschetste wrijving tussen sleutelmomenten in het leven wijst op het ontegensprekelijke talent van de schrijfster.



Evelien De Vlieger, Ga niet naar Canada en andere misverstanden over de liefde, Lannoo Tielt, 2014, 199 p., € 16,99. ISBN 9789401415477

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2014

© 2024 | MappaLibri