8+
- Dertig jaar geleden, op 1 oktober 1983, verscheen Duet met valse noten, het debuut van Bart Moeyaert. Dertig jaar schrijverschap, dertig jaar werken aan een oeuvre van kinder- en jeugdboeken met een zeldzaam mooie kwaliteit en consistentie, dat is iets om te vieren. En hoe het gevierd wordt! Bart Moeyaert laat vanaf 1 oktober in de Permeke-bibliotheek in Antwerpen uitgebreid en vanuit verschillende hoeken naar zich kijken. Hij is er tot juni volgend jaar ‘schrijver in residence’. Zijn schrijftafel is naar de bibliotheek gebracht, hij geeft er persoonlijk schrijfadvies aan wie dat wenst, zijn digitale dagboek is te bekijken, er is een luisterdocumentaire enz. In het uitgebreide, langlopende programma (www.permeke.org) is ook een workshop voorzien rond Jij en ik en alle andere kinderen, de jubileumuitgave met al Moeyaerts verhalen en gedichten voor kinderen, verzameld in een tijdloos boek. Daar zit heel wat werk in van lang geleden en ook een paar niet eerder in boekvorm gepubliceerde teksten, zoals ‘Het gelukslied’, dat deel uitmaakte van het theaterprogramma waarmee Moeyaert in 2008 zijn stadsdichterschap afsloot. Dat lied ligt misschien nog goed in het geheugen, maar of iemand zich nog ‘De lente van ‘39’ herinnert, in 1988 gepubliceerd in het kindertijdschrift Ezelsoor? Ook de verhalen die oorspronkelijk in thematische verzamelbundels zijn verschenen (onder meer ‘De koning en de koffieboon’, ‘Wakker kussen’, ‘Midwinternachtsdroom’) zijn allicht niet meer zo breed bekend. Andere zijn van meet af aan slechts bij een beperkt publiek terechtgekomen, zoals ‘De zeug, de beer en de big’, dat ooit onder de titel ‘Groeischeut’ als bijlage bij het literaire tijdschrift Dietsche Warande & Belfort verscheen. Er valt dus voor velen heel wat nieuws te rapen in deze verzamelbundel.
Grotendeels nieuw zijn in ieder geval de illustraties. Een aantal verhalen werden opnieuw geïllustreerd voor deze uitgave. Altijd interessant om te zien hoe bijvoorbeeld Gerda Dendooven het verhaal interpreteert in vergelijking met Sabien Clement, die de oorspronkelijke illustraties maakte voor ‘Alles op de wereld’. Of hoe een jong talent als Korneel Detailleur het doet naast Gerda Dendooven (‘De zeug, de beer en de big’). Wat zegt het bovendien over een schrijver en zijn illustratoren als je hun gezamenlijk werk zo over de jaren heen verzameld ziet? Moeyaert werkt(e) geregeld samen met Rotraut Susanne Berner, Gerda Dendooven, Wolf Erlbruch en André Sollie. Is er in hun uiteenlopende stijl en beeldtaal iets dat hen bindt en met de schrijver verbindt? En wat voegen de nieuwe Moeyaert-illustratoren Marije Tolman en Korneel Detailleur daaraan toe?
‘Onder de oppervlakte stinkt het altijd’, zei Moeyaert in het Humo-interview ‘Zin in Zen’ van 21.08.2013. Er is altijd meer aan de hand dan je aanvankelijk ziet, dus moet je bij het lezen dieper kijken dan het verhaal. Tussen de regels lezen, de stiltes voelen, het laagje eronder ontdekken. Je krijgt daar erg terloops sleutels voor aangereikt, soms met een enkel woord. Moeyaert is, zoals welbekend, geen man van veel uitleg; hij beschrijft niet, maar laat de taal spreken. Literair schrijven, dus, en dat voor elke leeftijd. In deze bundel zijn bijvoorbeeld een aantal verhalen voor eerste lezers opgenomen die, zoals het concept dat vraagt, uiterst eenvoudig zijn van taal, stijl en structuur. Maar Moeyaert speelt in elke tekst een boeiend spel met betekenissen en exploreert subtiel de verhoudingen tussen de personages. Zeer knap vertelde verhaaltjes uit het leven van alledag zijn het, met een mooie interne spanning onder de anekdotiek. Rotraut Susanne Berner maakte illustraties bij een aantal ervan. Eenvoud is ook in haar werk een sleutelwoord. De expressieve illustraties in haar bekende heldere, aansprekende stijl zijn in hoofdzakelijk zwart en rood gemaakt. Berner maakt overzichtelijke prenten in klare lijn, maar de eenvoud zit ‘m vooral in het weglaten van franje en detail, en niet in de inhoud. Zij brengt namelijk in de eerste plaats de onderliggende emoties in beeld. Onder meer André Sollie illustreerde eerder een van deze verhalen (‘De brief die Rosie vond’), een stuk minder spaarzaam dan Berner deed, met artistieke schilderijtjes. In deze verzameling vind je van Sollie echter alleen lijntekeningen. Eén enkele figuur doorgaans, sober in zwart-wit. Niet met het minimalisme van Berner, maar wel neergezet met de focus op wat telt.
Het werk van Gerda Dendooven is anders van toon. Ze maakt stuk voor stuk krachtige — niet eerder gepubliceerde — prenten in schakeringen van rood. Dendoovens personages zijn uitgesproken gekarakteriseerd, haar composities spannend. Ze eisen meteen een groter aandeel in de lectuur op. Het zijn beelden die het oog trekken, die de aandacht vestigen op haar interpretatie van de tekst. Dendoovens onverschrokken expressiviteit stimuleert een ander soort lectuur. De uitdaging aan de lezer om zich in te laten met het verhaal en de mogelijkheden die het biedt, is directer, de vraag naar interactie dwingender. Hoewel dat bij nader inzien misschien toch vooral een kwestie van stijl is, want ook Marije Tolmans zachte prenten in grijstinten bij ‘Mansoor’ laten op geen enkele manier aan zich voorbijgaan. Ze illustreren de pijnlijke sfeer in het verhaal uiterst sensibel. De prent die de ruziescène illustreert waarmee het verhaal opent, van een figuurtje heel alleen aan de tafel, klein neergezet in een voorts vrijwel leeg, zorgvuldig gesloten vlak, zet de toon voor de rest van het verhaal in tekst en beeld. Allenige kinderen, verloren tussen volwassenen die genoeg hebben aan hun eigen besognes, Moeyaert heeft ze veelvuldig gekarakteriseerd. Tolman brengt in haar zachte, overtuigende stijl een aantal kernpunten van het verhaal in beeld. Prenten waarop weinig getekend staat, maar die heel veel te zien geven. Tolman tekent hier zoals Moeyaert schrijft.
Korneel Detailleur heeft eerder dit jaar zijn eerste Moeyaert geïllustreerd: Iemands lief. Doorgaans kiest hij ervoor een situatie uit te pikken die aanleiding geeft tot een visueel interessant beeld, eerder dan dat hij naar achterliggende betekenissen peilt. Dat kan een enkele zinsnede zijn — ‘Een muur van lange jassen’ bijvoorbeeld, uit ‘En verder viel er niets te zien’. Niet dat die keuze puur illustrerende prenten oplevert, verre van, getuige ook de prent bij ‘De hond en zijn gedachten’ uit: ‘De baas van alles’ (zie ill.). Detailleurs blik is onbevangen en hij zoekt in zijn prenten naar esthetiek in ongedwongen lijnen en vormen.
Tot slot neemt Wolf Erlbruch een belangrijke plaats in deze verzameling in. Hij maakte het omslag en illustraties bij twee verhalen en bij alle gedichten uit ‘De dingen denken’, de katern die alle kindergedichten verzamelt. In een tekst met veel witruimte, zonder decor en zonder opsmuk, heb je Wolf Erlbruch op zijn best. Moeyaerts bedachtzame vertelwijze en Erlbruchs uiterst eenvoudige composities zorgen voor een harmonieuze samenhang en hij en Bart Moeyaert vinden elkaar bij elke nieuwe samenwerking weer helemaal.
Kijken tot je ziet wat er onder de oppervlakte beweegt, is wat het werk van deze schrijver en deze illustratoren van de lezer vraagt. Bij allen is het in de eerste plaats de emotie onder de actie die voor een interne spanning zorgt. Jij en ik en alle andere kinderen is een knap vormgegeven bundel met werk waarin vorm en inhoud, tekst en beeld elkaar versterken. In opmaak en illustraties is enkel gebruikgemaakt van de kleuren zwart en rood. De titelbladzijde bij elk verhaal is zwart met robuuste letters in rood, wit en grijs. Erg krachtig, maar mooi in evenwicht, net zoals de katern met gedichten, die ‘het rode hart’ van de bundel vormt.
Bart Moeyaert, Rotraut Susanne Berner (ill.), Gerda Dendooven (ill.), Korneel Detailleur (ill.), Jij en ik en alle andere kinderen, Querido Amsterdam, 2013, 487 p., ill. € 17,5. ISBN 9789045116051. Distributie: WPG Uitgevers
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2013
© 2024 | MappaLibri