Moorkop, of hoe ik eropuit trok om de wereld te redden

De ik-figuur uit de titel is Ali Idaulambo. Of beter gezegd, hij laat zich Ali noemen, omdat iedereen die naam kan onthouden, van de ‘domste racist’ tot ‘de meest bekrompen burgerlul’. Naar eigen zeggen is hij vijftien. Sinds de rest van zijn familie in West-Afrika uitgemoord is, verblijft Ali bij de Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers in een Weens opvangcentrum. De schalkse snuiter valt er op door zijn rijpheid en kennis. In vele culturen is hij thuis, ook in de Oostenrijkse. Doe hem in de stad van duizend-en-een-Konditoreien maar — o ironie — een moorkop bij de koffie: een slagroomsoes afgewerkt met chocolade. Veertig talen beweert hij te spreken, wat hem goed van pas komt bij zijn missie: de vaak duistere verhalen opsporen van zijn huisgenoten en zo hun angsten verlichten, alsook de onderdrukten en bedrogenen verdedigen, plus de geminachten en vernederden beschermen.
De verteller zit dus in een spagaat: enerzijds kampt hij met dezelfde angsten en nachtmerries als zijn ontheemde medebewoners, anderzijds meet hij zich de rol aan van invloedrijke buitenstaander die overal boven staat. In die laatste hoedanigheid is hij half hofnar die een spiegel van de waarheid voorhoudt, half engel die de wereld wil verbeteren.
Dat Ali’s verbeelding overuren draait, wordt algauw duidelijk. Als verteller is hij dan ook lang niet altijd even betrouwbaar. Hoe graag hij zichzelf en ons wil doen geloven dat hij alwetend het (wereld)toneel overschouwt, hij kan er niet onderuit dat de woelige verledens van zijn medebewoners en begeleiders zich niet zomaar prijsgeven. Zonder veel schroom plamuurt hij de gaten dicht met zijn parate kennis over probleemgebieden als Afghanistan, Kosovo, en Zwart-Afrika. Fabuleren is zijn overlevingsstrategie, maar wanneer het in het asielcentrum wegens een strengere vreemdelingenwet uitwijsbevelen begint te regenen, verliest hij alle grip. In het diepst van zijn gedachten stelt hij een revolutiecomité samen, waarmee hij spectaculaire bevrijdingsacties voor ogen heeft. Later blijkt dat hij lijdt aan een dissociatieve identiteitsstoornis als gevolg van meervoudige traumatisering.
Ali neemt geen blad voor de mond, maar verliest daar geenszins zijn gevoel voor humor bij. Jongleren met taal is zijn handelsmerk. Pijnlijk hilarisch is bijvoorbeeld zijn relaas over de beroepssnuffelcursussen, die migranten moeten voorbereiden op drie banen waarvoor ze in aanmerking zouden kunnen komen: straatveger, krantenverkoper — al dan niet op levensgevaarlijke kruispunten —, en ook het oudste beroep ter wereld, het horizontale.
Martin Horváth (Wenen, 1967) ontving al diverse prijzen voor zijn korte verhalen en essays. Zijn picareske debuutroman toont ondanks de speelse stijl hoe zwaar eenzaamheid, heimwee en onzekerheid dag in dag uit wegen op vluchtelingen die nog niet weten of ze nu wel of niet mogen dromen van een betere toekomst in het Westen.

Martin Horváth, Moorkop, of hoe ik eropuit trok om de wereld te redden, Anthos Amsterdam, 2014, 324 p., € 19,95. ISBN 9789041423269. Vert. van: Mohr im Hemd door Annemarie Vlaming. Distributie: Veen Bosch en Keuning

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf cop. 2014

© 2024 | MappaLibri