Niets bijzonders

Stel je voor dat Andy Warhol dood is maar tegelijk weer leeft. En dat hij niet door de straten van New York ronddwaalt, maar in het kleine, ruige, wat bevreemdende Pittsburgh, vijfhonderd kilometer op, waar hij geboren werd. En stel je vervolgens voor dat de Belgische schrijver Kaspar Lazarus ook in Pittsburgh is, met een schrijversbeurs, op zoek naar rust en inspiratie. En dat Kaspar de nog levende, maar toch al dode Andy Warhol tegen het lijf loopt. Het klinkt zeer onwaarschijnlijk, en toch is het precies dat wat er gebeurt in Niets bijzonders, de nieuwe roman — of is het een gedachtenexperiment? — van Paul Mennes.
Dat Mennes met een nieuwe roman komt, is op zich al noemenswaardig. Vier jaar geleden is het intussen dat de schrijver nog van zich liet horen, met Het konijn op de maan, een neerslag van zijn wedervaren in het Japanse Osaka. Daarna werd het stil rond Vlaanderens enige exponent van de Generatie Nix, die twintig jaar geleden debuteerde met Tox, en ook in de jaren daarna nooit echt een veelschrijver is gebleken.
Kaspar Lazarus, Mennes' alter ego in Niets bijzonders, dwaalt wat doelloos door de straten van Pittsburgh, in plaats van te werken aan zijn boek. Alles wat hij schrijft, wist hij meteen weer van het scherm. Zijn writers block verdringt hij door zich te verwonderen over het leeggelopen van warenhuis Macy's, door talloze bezoeken te brengen aan het Andy Warholmuseum en door rond te hangen bij de opnames van de nieuwe Batmanfilm. Het is hoogzomer, maar de straten zijn voor de film bezaaid met nepsneeuw. Intussen dwaalt de levende dode Andy Warhol door dit bizarre tafereel, en in diens kielzog nog een handvol 'supersterren' uit zijn legendarische Factory. De dokters van de kliniek waarin Warhol opgenomen wordt, staan voor een duidelijk maar onoplosbaar raadsel.
Als verhaal heeft Niets bijzonders weinig om het lijf, maar het cultuurhistorische experiment dat Mennes uitvoert, is bijzonder intrigerend. Door Warhol opnieuw tot leven te wekken, zevenentwintig jaar nadat hij overleed, wordt duidelijk hoe tijdloos diens denken op een bepaalde manier is. Dat is contra-intuïtief, want van Warhol en zijn popart wordt soms verondersteld dat het juist een heel tijdsgebonden fenomeen is. Dat klopt niet en dat blijkt uit de talloze geloofwaardige manieren waarop Mennes de oppervlakkige maar tegelijk erg rake observaties van Warhol toepast op de tijd van nu. Goed, de aantrekkingskracht van televisie is vervangen door die van een tablet, en Facebook dicteert nu onze communicatie. Maar in de kern lijkt er niet veel veranderd. Achter al die oppervlakkige vrolijkheid school bij Warhol een veel diepere, en veel triestere emotie, die ons ook in 2014 niet vreemd in de oren klinkt: de leegte en de verveling, de zinloosheid van het bestaan, een fundamenteel gebrek aan zingeving. Mennes evoceert dat gevoel al in de openingsalinea's van zijn boek, wanneer hij de verkopers van het warenhuis Macy's beschrijft: 'Ik denk dat ik de enige klant ben. Sommige verdiepingen zijn bijna leeg. Hier en daar staan verkopers met een dode blik in hun ogen. Ze doen zelfs niet de moeite om bezig te lijken. En al die lege roltrappen.'
Niets bijzonders is zowel vormelijk als inhoudelijk een vreemd en bijzonder boek. Mennes beschrijft niet alleen de diepe verwarring en identiteitscrisis waardoor onze tijd zich laat kenmerken, hij laat zijn literatuur er zelfs mee samenvallen. Niets bijzonders is niet alleen een beschrijving, maar vooral ook een exponent van een tijd en een levenshouding waarin leegte, verwarring en een fascinatie voor al wat anders is, versmolten zijn geraakt.


Paul Mennes, Niets bijzonders, Nijgh & Van Ditmar Amsterdam, 2014, 141 p., € 18,5. ISBN 9789038898926. Distributie: WPG Uitgevers

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014

© 2024 | MappaLibri