Het leven is een pannenkoek

Het leven is een pannenkoek leest voor het Nederlandstalige publiek allicht als de eerste kennismaking met Finn-Ole Heinrich. De Duitser is in eigen land beter bekend en mocht naast een aantal stipendia in 2012 ook een Deutscher Jugendliteraturpreis ontvangen. Een auteursverblijf bracht hem naar Reykjavik, de heimat van de IJslandse illustratrice Rán Flygenring, die instaat voor de drukke vormgeving van deze pas vertaalde reeks ‘De ongelofelijke avonturen van de miraculeuze Mauwlien’. Haar cartooneske en vrij opdringerige stijl in blauw-wit-zwart past goed bij de wervelende verteltrant van dit eerste verhaal, maar die ‘humorische verhalen-look’ zorgt er misschien voor dat kinderboekenbeoordelaars dit boek bij voorbaat al links laten liggen?

Paulien, of beter Mauwlien, zoals ze vaak naar zichzelf verwijst (daar zitten haar sterk in beeld gebrachte legendarische ‘mauwvallen’ - opgekropte woedeaanvallen - voor iets tussen), verhuist samen met haar moeder van haar zogenoemde koninkrijk ‘Mauwritanië’ naar ‘Plastichuizen’. Het contrast tussen haar oude en haar nieuwe thuis kon niet groter zijn. Heinrich schetst in de intro in uiterst treffende beelden hoe gezellig en veilig het gezin vroeger woonde:  
‘Vroeger hadden we alles. Een huis op de vierde verdieping [...] We hadden makkelijke flodderkleren in het weekend en het langste ontbijt van de wereld en opengeslagen boeken en verfrommelde kranten [...] We hadden vettige lichtknopjes en piepkleine vliegjes op het fruit en een tafelvoetbaltafel en stomme buren, die onze rug op konden en met hun dikke worstenpootjes naar de maan mochten lopen. [...] Vroeger hadden we alles. Elkaar. ’
 
Het meisje (tien à elf jaar oud) begrijpt dan ook helemaal niet waarom ze plots met alleen haar moeder in een karakterloze woning vol plastic grijpstangen gaat wonen. Ze verwijt het haar vader, die ze herdoopt tot ‘de man’ en tracht samen met Paul, haar klasgenoot met de gele tanden die voorzichtig haar eerste vriend wordt in de nieuwe woonplaats, het mysterie op te lossen. De werkelijkheid blijkt anders te zijn dan ze had gedacht en ook Paul brengt een wereld met zich mee die Paulien niet vertrouwd is. Tussendoor zijn er de wekelijkse gesprekken met de Generaal voor Kaas, de grootvader die het jonge meisje nu al traint in loslaten.
 
Heinrichs Paulien roept herinneringen op aan Guus Kuijers Polleke (alleen al de naam): een dapper meisje van een jaar of tien-elf dat zich tracht te redden binnen een gezin met moeilijkheden, en vriendschap en troost vindt bij dieren, leeftijdsgenootjes en oude mensen. De auteur zet erg sterk in met mooie beelden (zoals de beschrijving van het huis hierboven), en personages die raken door hun spitsvondigheid (Paulien) en sprekende details (de beschrijving van de generaal voor Kaas bijvoorbeeld). Het verhaal wervelt van gevoelens en drama die je van een elfjarige verwacht, maar dan in een goede zin. Heftige of onverwachtse gebeurtenissen brengt Heinrich immers met veel naturel, lichtheid, humor en subtiele meelevendheid. Daar heeft zijn taal zeker een groot aandeel in. Alvast een erg geslaagd eerste deel in deze reeks voor tienplussers.
 
Tielt : Lannoo 2015, 51 p. : ill. Vert. van: Mein kaputtes Königreich door Esther Ottens. ISBN 9789401429634 

© 2024 | MappaLibri