Ik draag geen helm met vederbos ; Klaas kwam niet

In de jaren zeventig en tachtig publiceerde Willem Frederik Hermans met de regelmaat van een klok bijdragen in kranten en tijdschriften. Ze boden hem de gelegenheid zijn (dissidente) stem uit Parijs te laten horen en brachten met de faam die hij als prozaschrijver had verworven brood op de plank. Politiek, 'hoge' en 'lage' literatuur, filosofie, wetenschap en minder bekende musea en herdenkingsplekken vormen de terugkerende thema's. Van de twee in dit deel van de volledige werken opgenomen bundels is Ik draag geen helm met vederbos (1979) polemischer en grilliger dan Klaas kwam niet (1983). In de jaren zeventig was het duidelijk nog urgenter weerwerk te leveren tegen de 'linkse kerk'. Later concentreerde Hermans zich meer op filosofische en literaire kwesties. Een constante is dat hij zijn stukken graag vergezeld laat gaan van krantenknipsels en eigen foto's. Dat hij graag provoceert en hoog oploopt met het eigen gelijk, zal niemand verbazen. Dat deze beschouwende stukken veel minder hecht gecomponeerd zijn dan WFH's fictie, is al opvallender. In vele gevallen gaat de inleiding helemaal niet over de hoofdzaak van het stuk. Vaak springt hij van de hak op de tak, verliest zich in details en heeft hij er een handje van weg in de laatste alinea met een interessant nieuw aspect op de proppen te komen, dat prompt wordt afgebroken. Inhoudelijk laveert Hermans tussen wereldwijsheid en cynisme en koestert hij een opmerkelijke voorliefde voor miskende of mislukte schrijvers. De kwestie of een Nederlandse schrijver überhaupt wel succes kan behalen in het buitenland, houdt hem voortdurend bezig. Blijkbaar zat het gebrek aan internationale erkenning hem hoog. In de literaire en filosofische essays verdeelt hij zijn aandacht tussen het werk of de ideologie en persoonlijke bijzonderheden ? je voelt eigenlijk steeds de verteller om de hoek loeren. De speurzin en de belezenheid waarmee hij (schijnbaar) tweede- en derderangsauteurs aan de vergetelheid ontrukt, is indrukwekkend: wie heeft al gehoord van Henri Béraud en diens roman over dikke mensen, of over het dandyeske dagboek van Marie Bashkirtseff? Maar hij schrijft ook over groten zoals Van Deyssel, Hamsun, Céline, Flaubert, de Maupassant, Nietzsche, Popper en Kafka. Over die laatste beperkt hij zich in één stuk zelfs tot scherpzinnige opmerkingen over de roman Het slot. Afgezien van een al elders ontwikkeld mens- en wereldbeeld wordt Hermans zelden echt persoonlijk. Des te meer treffen de herinneringen aan de bijzonder gesloten Ferdinand Bordewijk en aan Jean Stals, die zijn hele leven heeft gewijd aan het vertalen van Vondel in het Frans. De meeste stukken hebben de verschijning van een boek, een bezoek aan een museum of een actuele gebeurtenis als uitgangspunt. Daardoor zijn ze soms ook vrij snel verouderd. Enkele staan daar helemaal los van. Hierin heeft Hermans zijn gedachten over een thema de vrije loop gelaten: geslaagde dichtregels, het belang van nullen, het hiernamaals. Ze behoren niet toevallig tot het beste van dit omvangrijke deel beschouwend proza, waarin de slordige opbouw en de preoccupatie door beuzelarijen wel 's op de zenuwen gaan werken. Wel moet worden vastgesteld dat Hermans onverminderd meesterlijk en trefzeker formuleert.

Willem Frederik Hermans, Ik draag geen helm met vederbos ; Klaas kwam niet, De Bezige Bij Amsterdam, 2010, 1001 p., ill. € 35. ISBN 9789023440420

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2010

© 2024 | MappaLibri