Hamerstukken

Nog steeds hangt rond de naam Jeroen Brouwers in Nederland en in mindere mate in Vlaanderen argwaan: dat is toch die lastpost die overal tegenaan schopt, niemand spaart en zelf boter op het hoofd heeft? De polemist, merkt Brouwers een aantal keren in deze reuzenverzameling polemieken en korzeligheden op, zal het geweten hebben. Ofwel wordt hij zelf verontwaardigd uitgespuwd en verdacht gemaakt, ofwel geniet men zo van zijn stijl en geestigheid ? wat is het bij het lezen lachen geblazen! ? dat men aan de misstanden die hij aanklaagt geen aandacht schenkt en elke inhoudelijke discussie uit de weg gaat. Daarbij besteedt hij bij het schrijven van zijn polemieken veel aandacht aan feitelijke juistheid. Wie deze Hamerstukken leest, krijgt vaak de indruk dat zijn knipselarchief groter moet zijn dan dat van de Vlaamse en Nederlandse letterkundige musea samen. Bovendien heeft hij zoveel (kleine) kanten van het literaire en uitgeverswereldje van nabij gekend, dat weinigen zo ophefmakend uit de biecht kunnen klappen. Voor het eerst deed hij dit door een boekje open te doen over zijn Vlaamse jaren als redacteur bij uitgeverij Manteau. De manuscripten van gerespecteerde Vlaamse schrijvers en iets mindere goden bleken zonder uitzondering drastisch herschreven, om de taal ervan op Nederlands te doen lijken. Bovendien werd bij uitgeverij Manteau wel meer geknipt, geplakt en in elkaar geflanst, zoals hij ampel demonstreert aan de hand van het werk van J. Weverbergh. De verontwaardigde reacties in Vlaanderen brengen Brouwers op een ander stokpaard: de leugen van de culturele integratie tussen Noord en Zuid, waar volgens hem niemand in Nederland op zit te wachten. In de jaren zeventig wordt de kop van jut het tijdschrift De Revisor, dat volgens Brouwers van onterechte pretenties aan elkaar hangt. Het werk van schrijvers als Dirk Ayelt Kooiman en de autobiografische jongetjesliteratuur van Guus Luijters en anderen wordt met de grond gelijk gemaakt. In 'De Nieuwe Revisor' moeten de 'criticus' Luijters en de verkindsing in de Nederlandse literatuur van de jaren zeventig het ontgelden.
Brouwers polemiseert uiterst geestig en beschikt over een arsenaal stijlmiddelen dat onuitputtelijk lijkt: bedoeld foute spelling en morfologie, vernietigende opsommingen, grappige vergelijkingen, originele scheldwoorden, het hanteren van kindersyntaxis, lijstjes van fouten, schijnbaar naïeve herhalingen, bewuste stijlbreuken enzovoort. Soms weet hij van geen ophouden, alsof hij twijfelt of zijn tegenstander na al die hamerslagen echt morsdood is, en blijft hij maar klappen uitdelen. In verhouding tot het lichtgewicht dat de aanleiding is, stelt dat het uithoudingsvermogen wel 's op de proef. Waar hij zich beperkt tot één boek (het misbaksel van psychiater D. van Tol over zelfmoord in de letterkunde bijvoorbeeld en zakelijker argumenteert, wint het betoog aan overtuigingskracht. Ook 'Het Oostindisch kampsyndroom', het weerwoord naar aanleiding van Rudy Kousbroeks aanvallen op de 'leugenachtigheid' van de roman over de jappenkampen Bezonken rood, staat er door de bewijskrachtige documentatie. Afgezien van 'Dietz', waarin Brouwers afrekent met het type van de uitgever-manager, die van literatuur en schrijvers geen kaas gegeten heeft ('behalve de gaten'), bevat de tweede helft van deze verzamelbundel kortere korzeligheden en 'delicatessen uit het zuiden', waarin Brouwers onder meer zijn zegje doet over de mythe van de uitgeefster Angèle Manteau, de politiek naïeve Willem Elsschot en ? een bijzonder navrant stuk ? over 'het overmoedige leven van de miskende schrijver Ward Ruyslinck'. De onderwerpen zijn hier verder nogal heterogeen, maar het slotdeel bevat de ophefmakende stukken naar aanleiding van de bekroning met de Gouden Uil en de toekenning van de financieel ondermaatse Taalunieprijs ? voor Brouwers de gelegenheid om zijn ongenoegen over de behandeling van de schrijver door uitgeverijen en officiële instanties in de verf te zetten. De verbetenheid van de polemicus die niet loslaat, zijn bronnen weet te gebruiken en zijn kritiek in taalvuurwerk op slachtoffer en lezer loslaat, zijn ontzagwekkend. Soms snak je naar adem en begrijp je waarom de receptie van deze polemieken er vaker een van de vorm dan van de inhoud is geweest. Beletten de kruitdampen op den duur niet het zicht op de zaak? En laat de polemicus die (naar het gevleugelde woord van W.F. Hermans) het gelijk per definitie aan zijn kant acht, nog ruimte voor het eigen denken van de lezer?

Jeroen Brouwers, Hamerstukken, Atlas Amsterdam, 2010, 765 p., € 39,9. ISBN 9789045017112

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2010

© 2024 | MappaLibri