The Granta book of the African short story

Het laatste decennium is er een groeiende aandacht voor recente Afrikaanse literatuur dankzij de Caine Prize, de zogenaamde Afrikaanse Booker, die sinds 2000 uitgereikt wordt aan Afrikaanse schrijvers met Engelstalige publicaties. De nadruk ligt op het kortverhaal als hedendaags equivalent van de Afrikaanse orale verhaaltraditie. Verhalen worden tegenwoordig ook veel breder gepubliceerd dan romans, zowel op papier (tijdschriften) als op het internet (e-zines), wat maakt dat minder bekende auteurs ook tot de shortlists kunnen doorstromen. Voor 2012 ging de bekroning naar de Nigeriaan Rotimi Babatunde voor het verhaal ‘Bombay’s Republic’. Met vier laureaten in dertien jaar van bekroningen is Nigeria (met verder E.C. Osondu (2009), S.A. Afolabi (2005) en Helon Habila (2001)) de koploper, gevolgd door Zimbabwe (Noviolet Bulawayo (2011) en Brian Chikwava (2004)), Zuid-Afrika (Henrietta Rose-Innes (2008) en Mary Watson (2006)) en Kenia (Yvonne Adhiambo Owuor (2003) en Binyavanga Wainaina (2002)) met elk twee laureaten en Sierra Leone (Olufemi Terry (2010)), Oeganda (Monica Arac de Nyeko (2007)) en Soedan (Leila Aboulela (2000)) met elk één laureaat. Een blik op de shortlists van de voorbije jaren leert ons dat er ook anderstalige Afrikaanse auteurs in Engelse vertaling geselecteerd worden, maar vertalingen naar het Engels lijken toch dun gezaaid. Vertalingen naar het Nederlands uit de laureatenlijst blijven ook schaars, mede omdat een verhaal of verhalenbundel minder gemakkelijk naar de vertaalmarkt doorstroomt. Leila Aboulela scoort het best met drie vertalingen: De vertaalster, De minaret en Soraya’s lied, waarvan de laatste in mei bij De Geus verscheen. Helon Habila’s debuutroman, Wachten op een engel, verscheen bij Prometheus en zijn derde roman verschijnt dit najaar bij Nieuw Amsterdam onder de titel Olie op vuur. Maar sinds de uitreiking van de bekroning van 2002 zijn er geen laureaten meer naar het Nederlands vertaald. En van de circa veertig genomineerde auteurs zijn alleen Chimamanda Ngozi Adichie, Chika Unigwe (schrijft in het Nederlands en het Engels), Mia Couto, Nuruddin Farah en Laila Lalami in het Nederlands beschikbaar. Farah is een Somalische oudgediende, wiens werk al sinds de jaren tachtig in het Nederlands verschijnt. Vorig jaar nog verscheen Terug naar Mogadishu bij De Geus.
Natuurlijk zijn er titels van de Caine Prize-laureaten en genomineerden in het Engels beschikbaar, maar ook bij het Engelstalige publiek zijn de meeste jongere Afrikaanse auteurs weinig bekend. Helon Habila tracht daar een mouw aan te passen met The Granta Book of the African Short Story. Hierin brengt hij een staalkaart van de Afrikaanse literatuur uit verschillende talen. De nadruk ligt op de jongere auteurs, maar ze werden gelinkt aan de oudere generatie, die het pad effende. Zo zijn de bijna dertig verhalen per generatie gerangschikt, beginnend met de jongste auteurs. Elf verhalen zijn van auteurs die de Caine Prize wonnen of er voor genomineerd waren. Hoewel Habila de rol benadrukt die de Caine Prize speelt in de verspreiding van de Afrikaanse literatuur, toont hij hier dat de rijkdom aan namen waaruit de Afrikaanse literatuur kan putten, veel groter is. Dat neemt niet weg dat veel geliefde auteurs ontbreken, alleen al omdat ze geen kortverhalen schrijven. Na de koloniale en postkoloniale generatie noemt Habila de huidige, derde generatie schrijvers postnationalistisch. Hiermee volgt hij in het spoor van de literatuurcriticus Paula Zeleeza, die de afkeer van de nieuwe generatie voor kolonialisme en nationalisme in de verf zette: ‘The new generation had decidedly more cosmopolitan visions of the African condition, cultural production, and the subjectivities of gender, class, and sexuality’. Of met de woorden van Dambudzo Marechera: ‘If you are a writer for a specific nation or a specific race, then fuck you.’ Habila ziet schrijvers die zich kunnen bevrijden van het juk van het nationalisme dat de vorige generatie inspireerde, maar dat intussen een blok aan het been geworden is voor literaire groei. De groeiende diaspora van Afrikaanse auteurs die in het Westen leven en werken, heeft daar zeker toe bijgedragen. Hoewel ze niet opgenomen zijn in deze bloemlezing verwijst Habila ook naar auteurs als Dinaw Mengestu en Teju Cole, die de Afrikaanse literatuur mondialiseren met werken als respectievelijk De leugen van Jonas Woldemariam (Signatuur) en het recenter vertaalde Open stad (De Bezige Bij), dat zich in New York en Brussel afspeelt. Dat taal geen barrière mag zijn binnen de Afrikaanse literatuur, bewijst de vermelding van de ook niet opgenomen Chika Unigwe met haar oorspronkelijk in het Nederlands verschenen roman On Black Sisters’ Street (Fata Morgana) over Afrikaanse prostituees in België. De jongere auteurs die wel vertaald zijn, blijven beperkt tot Chimamanda Ngozi Adichie, Laila Lalami, Aminatta Forna, Leila Aboulela, Yvonne Vera. Ook van een handvol oudere schrijvers als Dambudzo Marechera, Alaa Al Aswany, Zoë Wicomb, Abdulrazak Gurnah, Alex La Guma en Camara Laye bestaan vertalingen, al zal het moeilijk zijn om van sommige nog een editie op de kop te tikken. Van Aminatta Forna verscheen recent nog Fantoomliefde (Nieuw Amsterdam) over oorlogstrauma’s van de burgeroorlog in Sierra Leone, maar om de horizon te verbreden lijkt een uitstap naar Engelstalige uitgaven onvermijdelijk. The Granta Book of the African Short Story kan daarbij een eerste stap zijn. Granta lijkt zich met het uitgeven van de in de bloemlezing opgenomen Cain Prize-laureaten als E.C. Osondu (Voice of America) en Binyavanga Wainaina (One Day I Will Write About This Place) ook wat sterker op Afrikaanse literatuur te willen toeleggen.

Helon Habila (red.), The Granta book of the African short story, Granta London, 2011, 378 p., € 40. ISBN 9781847082473. Distributie: Granta London

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2011

© 2024 | MappaLibri