Probeer hem te begrijpen
Een tijdje geleden had ik de
gelegenheid om Javier Mas te interviewen, de Spaanse banduria-speler die sinds
2008 deel uitmaakt van de muziekband van Leonard Cohen. In eerdere interviews
met bandleden was het mij al opgevallen dat Cohens muzikanten zich niet zoveel
met de teksten en hun betekenis inlaten als ik vermoedde. Bij Javier Mas was
dat enigszins anders: misschien was kwam het door zijn lange ervaring of
misschien was het zijn afkomst die maakte dat hij een speciale interesse en
gevoeligheid had ontwikkeld voor Cohens poëzie. We hadden het over de vaak
moeilijke en complexe metaforiek die Cohen deels ontleent aan het werk van de
Spaanse dichter Federico Garcia Lorca. De mengeling van volkse, gypsy elementen
en een radicaal nieuwe, avant-gardistische beeldentaal maakt zijn poëzie uniek.
Eén van de vaak voorkomende beelden bij Lorca (en bij Cohen) is dat van de
maan. De zeggingskracht van dat beeld had voor Mas alles te maken met de wil om
in contact te treden. ‘The moon is contact’, zo besloot hij zijn gedachtegang.
Het is
opmerkelijk dat hetzelfde beeld opduikt bij het begin van Caligula, het bekendste toneelstuk dat Albert Camus (1913-1960)
zeventig jaar geleden aan het papier toevertrouwde. Op een spontane toon
vertelt de Romeinse keizer aan zijn meest toegewijde dienaar Helicon dat hij
triest is omdat hij er niet in geslaagd is om de maan te vangen, ‘een van de
dingen die ik niet heb’. De vanzelfsprekendheid waarmee Caligula zijn verhaal
brengt komt aanvankelijk nogal bevreemdend over, maar de lezer (of toeschouwer)
wordt in tweede instantie wel meegesleept in de akelig consistente gedachtegang
die daarna wordt aangehouden. Caligula wordt volledig ingenomen door zijn hang
naar ‘de maan, of geluk, of onsterfelijkheid’ zodat hij ten slotte volledig
ontspoort in de wreedheden waarmee hij de geschiedenis is ingegaan.
Hetgeen Caligula
zover bracht om de maan te willen bezitten blijft buiten beeld: de dood van
zijn zus (én maîtresse) Drusilla, waar hij af en toe naar verwijst in het
begin, heeft zijn wereld door elkaar geschud en confronteert hem met ‘het
absurde’. In Caligula laat Camus zien
wat hij eerder onder woorden bracht in het filosofische essay Le mythe de Sisyphe (1942) en de roman L’étranger (1942). In 1938 al begon hij
zijn eerste ideeën op papier te zetten en zes jaar later werd het stuk
gepubliceerd. Daarmee leverde hij het laatste deel af van wat hij zelf ‘le
cycle de l’absurde’ heeft genoemd, een begrip dat hij in Le mythe de Sisyphe definieert als het contrast tussen ‘de mens die
vraagt en de wereld die zwijgt’. Hoewel de mens op elk moment van zijn bestaan
met dit gevoel kan geconfronteerd worden, ‘op de hoek van een straat of in de
draaideur van een restaurant’, valt de draagwijdte ervan moeilijk uit te leggen
voor wie het zelf niet ervaren heeft. Geen gemakkelijke opgave dus om de kern
van zijn cyclus accuraat te verwoorden: daarom opteerde Camus er misschien wel
voor om het in drie verschillende genres te proberen.
In Caligula doet Camus iets waar historici niet toe in staat zijn: een
rechtstreekse inkijk bieden in het hoofd van de keizer uit de 1ste eeuw na
Christus door hem zelf aan het woord te laten (over Caligula’s leven zijn enkel
secundaire bronnen bekend). Aan de hand van de verschillende reacties van de
personages die Caligula omringen toont Camus zich een meester in het oproepen
van de betekenis en de impact van het absurde. Zo is er Scipio, die voorhoudt dat
‘alle mensen een zachtheid in het leven’ hebben die hen helpt ‘om door te
gaan’. Of Caesonia, die de anderen ertoe aanspoort om Caligula ‘te (proberen)
begrijpen’ in zijn waanzin. Meteen wordt ook de betrokkenheid van de lezer op
de proef gesteld. Wanneer de wreedheid haar dieptepunt nog niet heeft bereikt
of wordt overstemd, al was het maar voor even, door de bezetenheid en niet
aflatende overredingskracht van de Romeinse keizer – de tirannie kan ultiem
gezien worden als een argument om het absurde te bewijzen – wordt de lezer
gevraagd om een aantal vanzelfsprekendheden te laten varen en mee te gaan in
Caligula’s redenering.
Ook al blijft het bij een denkoefening, de onderneming
heeft iets hachelijks en zelfs weerzinwekkend. Dat voelt ook Cherea aan, die
Caligula vlijmscherp van repliek dient. Hij erkent dat zekerheid ‘niet logisch
maar wel gezond’ is en stelt het ‘leven’ en het ‘gelukkig zijn’ moedwillig
boven het absurde, waarmee het onverenigbaar is. Hier klinkt zeker de
moralistische stem van de auteur in door, maar het zou fout zijn om die
radicaal tegenover die van Caligula te plaatsen. In zijn stuk laat Camus zien
welke keuzes een mens kan maken en waartoe die van Caligula leidt terwijl hij
in het voorwoord van de Amerikaanse uitgave Caligula’s keuze veroordeelt als
‘de meest menselijke en de meest tragische vergissing’. Het interessantste
moment van het stuk is het punt waarop we even meegaan in de aansporing van
Caesonia en ons op dezelfde lijn als Caligula plaatsen. Daar is moed voor nodig
maar die tijdelijke vereenzelviging reikt ons een overtuiging aan die helpt,
misschien wel meer nog dan de argumenten die Camus bij monde van de anders
personages of in zijn filosofisch werk verwoordt, de ‘zuiverheid’ van Caligula
te verwerpen.
De
Nederlandse tekst, voortreffelijk vertaald door Yannick Dangre, kwam er naar
aanleiding van de recente uitvoering onder leiding van Guy Cassiers, die zijn
interesse in het fenomeen van de macht nogmaals bevestigt. De
actualiteitswaarde van het stuk is vandaag even groot als bij de eerste
opvoering en ook de bredere zoektocht naar waarheid en geluk hebben niets aan
relevantie ingeboet. Cassiers’ sobere regie en de technische uitvoering vormden
de perfecte klankkast om de dialogen, die soms zwaar op de hand zijn en
vertolkt worden door niet-professionele acteurs, helder te laten overkomen. Wat
op het eerste gezicht een filosofische bespiegeling lijkt, wordt zo in
werkelijkheid een aangrijpend drama waarbij de hele mens op het spel wordt
gezet. Cassiers blijft vrij trouw aan de brontekst en grijpt zijn kans om zijn
persoonlijke stempel te drukken in de enscenering: elektronische tablets in
plaats van schrijftabletten; passages waarbij eigentijdse humor en diepe
tragiek briljant met elkaar verweven worden; het strategisch gebruik van grote,
bewegende en lichtgevende schermen (ondertussen zijn handelsmerk) die de
genadeloze wreedheid en de destructieve stuwkracht van de onpersoonlijke macht
perfect verbeelden. De live-interpretatie is ongetwijfeld een meerwaarde, maar
de ideeënrijkdom van de brontekst maken deze publicatie ook op zich bijzonder
waardevol.
Antwerpen
: Bebuquin 2015, 108 p. Vert. van: Caligula door Yannick Dangre? ISBN 9789075175561
© 2024 | MappaLibri