Viersprong

Geertrui Daem keert in haar nieuwe roman Viersprong terug naar de eerste helft van de jaren zestig van de voorbije eeuw: ‘Zondag, 1 september 1963’ wordt in het register van pension Viersprong genoteerd, en ruim een maand later wordt J.F. Kennedy vermoord in Dallas. Een gebeurtenis die voor de nodige beroering zorgt in het pension. Nergens wordt vermeld waar dat gastenverblijf ligt, maar toch mag worden verondersteld dat Geertrui Daem Aalst voor ogen heeft: het ligt in de schaduw van de hoofdstad en een van de gasten komt er werken voor ‘Picanhol’ (Picanol uiteraard, met hoofdzetel in Ieper, maar met bijvestigingen in onder meer Aalst en Gent). Veel doet het er niet toe: Geertrui Daem blijft binnen de muren van het pension om de relatie tussen de vier vrouwen te schetsen die er het mooie weer maken. Nu ja, mooi weer…
  De ongetrouwde zussen Mariëtte (‘Jet’), Louise, Stella (‘Estelle’) en Judith leven op duidelijk gespannen voet met elkaar in hun pogingen de gasten het naar hun zin te maken en ondertussen zelf enige zin aan hun vastgelopen leven te geven. Om de hele zaak niet onnodig ingewikkeld te maken wordt het vierspan door Daem in wezen gereduceerd tot een duo. Er wordt vooral gefocust op Mariëtte en Stella. Louise loopt er bij als een overjaarse kwezel, die bij alles en nog wat schietgebeden prevelt en zich het liefst terugtrekt tussen haar kookpotten. Judith heeft er blijkbaar genoeg van en vlucht in haar muzikale aspiraties, die ze spelend op de trekzak hoopt waar te maken in het orkestje The Telstars. Mariëtte leidt als magna mater de hele zaak, is op etiquette en uiterlijk vertoon gesteld, maar verzwijgt voor haar zussen dat een van de Italiaanse pensiongasten haar minnaar is. En dan is er Stella: ze is er met de aankomst van de Nederlandse Picanhol-ingenieur op uit een amoureus avontuur te beginnen, zeker nadat ze door haar vorige minnaar, ‘een van ’t goevernement’, in de steek is gelaten. Stella vertoont een erg labiele persoonlijkheidsstructuur. In haar verwardheid denkt ze op zeker moment zwanger te zijn, tot blijkt dat ze een teratoom, een ‘wondergezwel’ heeft ontwikkeld. De lezer weze gerustgesteld: wat dit precies inhoudt, legt Daem in Wikipedia-stijl uit. Even denk je dat je het dan gehad hebt, maar aan het slot wordt nog snel het motief van incest te berde gebracht: buurman Maurice blijkt zich vergrepen te hebben aan zijn geestelijk gehandicapte dochter Odette. Dat Stella zich ontfermt over de arme Odette, kan als een surrogaat gelden voor haar oningevuld gebleven kinderwens.  
 
Daem hinkt heer en weer tussen terloops aangereikte thema’s -- even zelfs komt een Russische dame ten tonele, die even snel verdwijnt als ze gekomen is en er door de anderen van verdacht wordt een spionne te zijn. De nevenfiguren (lees: de gasten in het pension) zijn personages van bordpapier, even kleurloos als het behang in huize Viersprong. Ook met het taalgebruik loopt een en ander volledig mis. Wat moet je aan met een zin als: ‘Estelle neemt vervolgens de man zelf voor de balie bevallig op snee’? Of hiermee: ‘Stella bedient hem van de geurige versgekookte ham alsof het een rib, een bil of een ander stuk uit haar lijf is’? Dat alles wordt ‘opgefleurd’ met dialogen in sappig Vlaams. Viersprong blijft onder de verwachtingen.

Antwerpen : Polis 2016, 204 p. ISBN 978946100106 

© 2024 | MappaLibri