Piep! naar de dokter

Kennelijk voorzien ze nog steeds in een behoefte: boekjes voor de heel kleinen waarin een ‘eerste keer’ wordt beschreven (naar de peuterzaal, naar de dokter, naar het ziekenhuis, etc.) of het leven van alledag (naar buiten, tanden poetsen, boterhammetje eten) of een overzicht van vaak voorkomende dieren. Het merendeel van de enorme hoeveelheid van dit soort themaboekjes lijkt gemaakt voor de ramsj, slechts een deel is zorgvuldig geschreven en geproduceerd. Soms is een kind de hoofdpersoon, vaak is het een kinddier, ook aan de behoefte aan dieren als hoofdpersonen in kinderboeken komt geen eind. Kinderen houden ervan, en illustratoren hebben er geen enkele moeite mee de vraag ernaar te blijven stimuleren.
 
In deel vier van de echt als serie gepresenteerde Piep!-boekjes moet Piep naar de dokter. In de eerste drie delen was Piep bezig met de dingen van elke dag, het leren kennen van dieren en de soorten verkeer tijdens het oversteken. Het reekskarakter zit dus in de onderwerpkeuze, maar je ziet dat ook heel goed aan de vorm. Die is steeds hetzelfde, wat betreft de rug, de vorm (oblong met afgeronde hoeken) en de opmaak. Meestal vinden we links een pagina met gestempelde tekst op een in één, telkens andere, kleur gemaakte ondergrond. Die kleur is dezelfde als iets op de rechterpagina met witte ondergrond. Ook zorgt Van der Weel ervoor dat de peuter aangespoord wordt iets te doen of te overdenken wat afgebeeld wordt, bij voorbeeld: ‘kan Piep al oversteken?’  
 
In Piep! naar de dokter doet ze dat op een vrij simpele manier, door de vraag ‘kun jij dat ook?’ te herhalen, elke keer als de dokter iets verlangt van een patiëntje: zuchten, a-zeggen, stil zitten, e.d. Niettemin zal dat zeker werken, net zoals nagenoeg zeker is dat er na het voorlezen doktertje gespeeld zal worden. Een beetje obligaat eindigt dit verhaal, onderdeel van de reeks!, met ‘tot de volgende keer.’

Driemaal is er in dit boekje een dubbelpagina, namelijk als de wachtkamer weergegeven wordt met de patiëntjes: eentje aan het begin, een middenin en eentje aan het eind. Piep moet namelijk aansluiten in de rij en is vrij laat aan de beurt. Zo zien we hem middenin toch even. Op deze drie pagina’s loopt het zwart (Van der Weels lievelingskleur) van de vloer door. Op de andere bladzijden is er links steeds een pagina met de tekst, in de kleur van de kleding of de vacht van het dier in de spreekkamer rechts. Op die pagina’s wordt links net nog de spreekkamerruimte afgemaakt en afgehoekt, zodat ook hier een mooie eenheid ontstaat.
 
De dokter wordt getypeerd met witte jas, stethoscoop en een rode tas met een wit kruis erop. De deur van de wachtkamer en de buitenkant van het kastje met medicijnen en dokterspulletjes hebben een groen kruis. Wat de dieren/kinderen mankeert, wordt op verschillende manieren duidelijk gemaakt, meteen op de eerste dubbelpagina aan geluiden, uiterlijk (vlekken) en handelingen (krabben). Allemaal heel herkenbaar en lekker om na te doen. Dit uitnodigende, stevige en prettig geprijsde prentenboekje zal ongetwijfeld vaak opnieuw gepakt worden.
 
Over de bijzondere techniek waarmee Van der Weel deze ook door haar geschreven boekjes (haar andere werk, zoals de onvolprezen reeks Superguppie, is steeds met tekst van een ander) gemaakt heeft: zie haar website, fleurvanderweel.nl
 
Amsterdam: Querido, [24 p.] ill. ISBN 9789045119083
 

© 2024 | MappaLibri