Filosoof Alain de Botton heeft ons
veel te leren over allerlei aspecten van het dagelijkse leven. Hij schreef al
boeken over onder meer reizen, architectuur, religie, werk en het nieuws. Nu
keert hij terug naar het thema waarover hij meer dan twintig jaar geleden
debuteerde: de liefde. Ten tijde van Proeven
van liefde was de Botton zelf een twintiger die – filosoof of niet – nog
heel wat van het leven en de liefde te leren had. Intussen is hij bijna vijftig
en kan hij met een rijpere blik naar het thema kijken. Dat doet hij in de vorm
van een verhaal over een doodgewoon koppel. Een verhaal dat niet eindigt met
‘happily ever after’, maar dat onderzoekt hoe een échte ‘ever after’ er kan
uitzien en welke uitdagingen daarbij komen kijken.
Het is het verhaal van Rabih en
Kirsten, die elkaar op het werk leren kennen, verliefd worden, trouwen en twee
kinderen krijgen. Elk hebben ze hun eigen karakter en hun eigen ‘rugzakje’ van
wat het leven hen al toebedeelde voor ze elkaar leerden kennen. Zo hebben ze
andere manieren om dezelfde situatie te benaderen: van slapen met het raam open
dan wel dicht, tot hoe laat je een taxi moet nemen als je in het restaurant
gereserveerd hebt om acht uur. De alledaagse uitdagingen en ergernissen van het
leven kruipen onder hun vel en maken het hen vaak niet gemakkelijk. Ook hun
twee kinderen, Esther en William, zorgen niet alleen voor gezinsgeluk maar ook
voor vermoeidheid.
De Botton deelt zijn boek op in vijf delen: ‘Romantiek’, Lang en
gelukkig’, ‘Kinderen’, ‘Overspel’ en ‘De romantiek voorbij’. Hij vertelt het
verhaal van twee mensen, maar hij doet meer dan dat: hij onderbreekt de
belevenissen van Rabih en Kirsten voortdurend met cursieve stukjes in de beschouwende
essaystijl die we van hem gewend zijn. In die stukjes analyseert hij de
gebeurtenissen en de beweegredenen van het koppel. De beschouwingen vertellen
ons vaak dingen die we al wisten, maar op een boeiende manier. Toch komen ze
hier en daar wat te belerend, te expliciet en te repetitief over. De auteur wil
soms te veel uitleggen en laat te weinig over aan de kracht van zijn verhaal en
aan de verbeelding van de lezer. De mengvorm tussen roman en beschouwing voelt
soms wat vreemd aan.
De genrekwestie wordt ook aangekaart door het feit dat het boek in het
Nederlands op de cover niet als ‘roman’ wordt aangeduid (terwijl er in het
Engels wel ‘a novel’ staat). In zekere zin beperkt de Botton zichzelf door voor
zijn nieuwe boek over liefde de romanvorm te kiezen: zo kan hij maar één
verhaal vertellen en blijft veel terrein onontgonnen. Hier vertelt hij het
verhaal van een koppel dat, ondanks sleur, ergernissen en overspel, bij elkaar
blijft. Wil de Botton daarmee aangeven dat volgens hem iedereen die ooit het
jawoord gaf voor altijd bij elkaar moet blijven, wat er ook gebeurt en hoe
mensen ook veranderen en uit elkaar groeien? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Maar
situaties waarin uit elkaar gaan en opnieuw beginnen wél een beter idee is,
komen hier niet aan bod – en dat is jammer.
De auteur wil vooral duidelijk
maken dat we collectief lijden aan een romantisch ideaalbeeld van de liefde dat
zorgt voor frustraties over de vaak slechts middelmatige realiteit. In dat
opzicht is zijn ideeëngoed over liefde verwant aan dat van psychiater Dirk De
Wachter. De Botton wil ons doordringen van realiteitszin en doet dat met de
nodige diepgang én humor, bijvoorbeeld:
‘De
enigen die nog normaal overkomen, zijn diegenen die we nog niet zo goed kennen.
Het beste medicijn tegen liefde is een nadere kennismaking.’
Zijn nuchtere pleidooi voor
realiteitszin is waardevol, al is het soms iets te belerend. Om de Bottons
echtgenote te citeren – die op vraag van Vrij
Nederland voor het eerst een boek van haar man las:
‘Ik ben er nooit goed in geweest om van mijn man te
vernemen wat goed voor
me is.’
Ons mag de Botton het wel zeggen – opdat we vervolgens
alsnog onze eigen keuzes en misschien ook fouten zouden maken.
Amsterdam :
Atlas/Contact 2016, 238 p. Vert. van: The course of
love door Jelle Noorman. ISBN 9789045024073
© 2023 | MappaLibri