Twee katten en wat honden

Twee katten en wat honden verzamelt columns over genoemde dieren die grondlegger van het genre Simon Carmiggelt (1913-1987) publiceerde in de Amsterdamse krant Het Parool. Hij was jarenlang de vaste stukjesschrijver van het avondblad en liet zich inspireren door zijn omgeving – de mensen, de stad, het café en dus ook de dieren. Op vier na werden deze Kronkels, zoals hij de teksten die hij voor Het Parool schreef zelf noemde, nooit eerder voor een groot publiek gepubliceerd; zij circuleerden slechts onder verzamelaars en liefhebbers in bundels die onder eigen beheer werden uitgegeven door (wijlen) Leo Verhagen.
 
De verhalen in onderhavige compilatie werden chronologisch gepubliceerd – eerst komen de eigen katten van Carmiggelt aan de beurt en pas daarna de honden die hij op zijn gang door de straten tegenkwam. Carmiggelt observeert zijn twee katten, Thelonius en Picasso. Ze hangen nu en dan in de gordijnen, bestuderen de vogels op de daken van de buren en evolueren gaandeweg van kleine, speelse bolletjes wol, tot een traag en bezadigd ouder echtpaar met zorg voor de kinderen. Vooral echtgenoot Thelonius houdt ervan zich steeds vaker terug te trekken om in een hoekje met grote, verbaasde ogen over een raadsel te gaan zitten nadenken. Carmiggelt meet zijn harige huisgenoten menselijke trekken aan, en interpreteert hun gedrag dan ook als dusdanig. Zijn teksten doen nu en dan denken aan de mijmeringen van Remco Campert over zijn huisdier. Hoewel in Dagboek van een poes (2012) Campert aan Poef zelf een stem geeft, zijn de sfeertekeningen en grapjes in beide werken gelijkaardig.

In het tweede deel van het boekje kruisen honden Carmiggelts pad. Het decor van de verhalen verandert hier dan ook noodzakelijkerwijs; de kattenverhalen speelden zich in zijn werkkamer, huiskamer of gang af; de honden ontmoet Carmiggelt op straat of in zijn geliefde biotoop, de kroeg. Aan de honden hangen vaak ook baasjes vast, die de schrijver met evenveel mededogen als de dieren bejegent.
 
De gebundelde columns beslaan een periode van 1959 tot 1981. En hoewel we vandaag in elk blad, in elke krant en op elke website wel een column van een of andere bekende of onbekende personaliteit kunnen ontdekken, worden ze niet meer geschreven zoals in de begindagen. Want natuurlijk lees je hun leeftijd ervan af – het keurige, zorgvuldige taalgebruik doet vandaag soms archaïsch aan – maar dat hoeft geen minpunt te betekenen. Hoewel niet alle teksten in Twee katten en wat honden even sterk zijn, is de bundel onderhoudend en amusant van toon en bevat tal van grappige formuleringen en vaststellingen.
 
Amsterdam : De Arbeiderspers 2016, 160 p. ISBN 9789029510684

© 2024 | MappaLibri