Het literair oeuvre van Jan Cremer valt grosso modo in drie delen
uiteen. Eerst zijn er de picareske autobiografische romans van de Ik Jan Cremer-cyclus, die inmiddels een
afgesloten trilogie vormen. In tweede instantie zijn er de reisreportages,
gebundeld in onder meer Logboek
(1978) en De Wilde Horizon (2003).
Tenslotte is er het epische historische panorama van De Hunnen (1983), een tweede trilogie. Met zijn nieuwste boek
begint Cremer nu aan een derde cyclus, Odyssee,
waarin hij, onder meer op basis van nieuw ontdekte documenten, zijn
familiegeschiedenis reconstrueert. Daartoe hervertelt hij regelmatig
gebeurtenissen die reeds in eerder werk aan bod kwamen, maar vanuit een ander
perspectief. Wat Odyssee onderscheidt
van de eerdere picareske en epische trilogieën is namelijk het meta-karakter
ervan: hier wordt vaak hetzelfde verhaal verteld, maar altijd nadrukkelijk
vanuit een poging tot reconstructie van het feitelijke verleden, en met name
Cremers familie-geschiedenis. Na de picarske en epische kunnen we hier dan ook
spreken van een genealogische cyclus.
In Odyssee: Fernweh, gaat het er Cremer vooral om te achterhalen wie
zijn vader, Jan Cremer senior, nu eigenlijk was. Daarbij valt op dat Cremer,
ongetwijfeld bewust, een portret van Cremer senior schetst dat als een
blauwdruk van Cremers eigen persona kan gelden. Beide mannen zijn geboren
zwervers, rusteloos en opgejaagd door Fernweh
of het verlangen om door de wereld te dolen. Beiden veroveren tijdens die
omzwervingen talloze vriendinnen, liefjes en zogenaamde ‘verloofdes’; Cremer
senior heeft er in elke Duitse stad wel eentje zitten. Net als zijn zoon was
ook Cremer senior een boek aan het schrijven dat schandaal zou veroorzaken,
maar met dit verschil dat het nooit werd gepubliceerd en dat Cremers moeder het
manuscript uiteindelijk heeft vernietigd. En zowel vader als zoon hebben
tijdens hun vele omzwervingen reisreportages geschreven voor kranten en
tijdschriften.
Een groot deel van het boek is gewijd aan het reconstrueren van seniors
omzwervingen, het in kaart brengen van alle liefjes die hij overal had zitten,
en het evoceren van de landschappen die hij daarbij doorkruiste. Hierbij
citeert Cremer ook regelmatig passages uit de publicaties van zijn vader. Maar
Cremer heeft ook veel aandacht voor het leven van zijn moeder, dat vooral de
tweede helft van het boek beheerst, waarin we deelgenoot worden van de talloze
ontberingen die ze samen met haar jonge zoon in en kort na de Tweede Wereldoorlog
in Enschede heeft geleden.
Waar de vader een moeilijk vast te pinnen figuur is van wie
voornamelijk literaire sporen en fragmenten bestaan, was de moeder een
overweldigende realiteit waartoe Cremer zich duidelijk met veel liefde
verhoudt. Haar trots, vasthoudendheid en schoonheid, maar ook haar groeiende
verbittering en haat tegen Nederland en tegen de man (Cremer senior) die haar
in dat akelige land deed belanden, worden door haar schrijvende zoon treffend
en pakkend opgeroepen. De fascinatie voor de vader en de liefde voor de
heldhaftige moeder: dat zijn de twee helften van dit boek, waarin de auteur
zelf als zoon de wortels van zijn identiteit op papier probeert te krijgen.
Daarin is Fernweh, net als de rest
van Cremers oeuvre, ook een daad van verzet tegen de vergetelheid, en met name
tegen het vergeten van het onrecht en van het individu dat zich daartegen heeft
verzet.
De
opzet van het boek zorgt stilistisch voor een aantal interessante effecten. In
zekere zin laat het Cremer toe om zijn beproefde genres door elkaar te
gebruiken. Het boek bevat aardig wat reisreportage, telt meerdere hoofdstukken
met een meer picareske toon (met name wanneer de omzwervingen en amoureuze
exploten van senior worden naverteld), en grijpt vooral in de tweede helft
terug naar het weidse epische panorama van De
Hunnen, waaruit verschillende scènes hier opnieuw worden verteld. Maar bij
elk van die genres is er hier een extra slag om de arm omdat er een duidelijke
ambitie is om alles te gronden in een zekere genealogische betrouwbaarheid. Dat
betekent dat dit boek Cremer minder vrij laat om aan de automythografie te doen
die hij eerder zo graag heeft beoefend. Er is dus een grotere claim op
historische waarachtigheid in dit boek. Die was er natuurlijk altijd al, maar
hier wordt ze meer dan ooit tevoren in het boek zelf gethematiseerd, waardoor
Cremer in Fernweh veel meer dan in de
Ik Jan Cremer-boeken in het vaarwater
van de traditionele autobiografie en de biografie terecht komt. Dat maakt van Fernweh een interessante tekst in het
huidige bloeiende landschap van life
writing: hoewel het een duidelijke claim op waarachtigheid heeft (en er is
geen reden om aan die waarachtigheid te twijfelen), kan dit boek natuurlijk
onmogelijk los worden gelezen van het ‘fenomeen’ Cremer dat de auteur in zijn
eerdere boeken heeft gecreëerd. Hierdoor wordt meer dan ooit duidelijk hoe
hybride en veelvoudig Cremers literaire oeuvre is, en hoe makkelijk het is om
de complexiteit ervan te onderschatten.
Cremer slaagt erin om zijn
genealogische oefening even meeslepend en toegankelijk te houden als zijn
eerdere boeken. De stijl is nog altijd direct en levendig, vaak in eenvoudige
taal, alsof hij naast je zit te vertellen (iets wat zich ook laat aflezen aan
het veelvuldig gebruik van elliptische zinnen die aanvullingen geven op
observaties of personen uit de vorige zin, alsof Cremer los uit de pols zijn
geheugen laat spreken), en met niet zelden een directe emotionele impact op de
lezer (met name wanneer Cremer, in herhaling van eerder werk, het onrecht
beschrijft dat zijn moeder tijdens de bezetting en na de bevrijding in het
bekrompen Nederland moest ondergaan). Bovendien blijft het een boek dat de
condition humaine met vitaal pessimisme beschrijft. Wat in De Hunnen al duidelijk was, wordt hier, in compacter vertelde vorm,
nog eens herhaald: de mens heeft geen Hitler nodig om zich als een hond te
gedragen. Het enige wat het individu kan doen om zich in een wereld van andere
mensen overeind te houden, is zich steeds weer trots boven de massa verheffen
en zich vechtend een weg naar buiten knokken. Die filosofie was er al in de
eerste Ik Jan Cremer (1964) en blijft
vandaag even centraal in Cremers schrijverschap.
Op zijn best is Cremer een
schrijver die complexe situaties en ingrijpende gebeurtenissen met meeslepende
directheid weet te vatten. Zijn stijl lijkt journalistiek en eenvoudig, maar
daarachter gaat een consistent schrijverschap schuil dat een welomschreven
levensvisie vertolkt. De literaire kritiek heeft zich wel vaker laatdunkend
over Cremer uitgelaten, maar zijn literaire oeuvre heeft inmiddels een enorme
omvang en een grote inhoudelijke en stilistische coherentie. Het vergt een
bijzonder aanzienlijk talent om over een periode van meer dan vijftig jaar drie
autobiografische cycli te kunnen opzetten die elk een eigen toon hebben, maar
toch intrinsiek met elkaar verbonden blijken in een complexe mozaïek-structuur,
en bovendien elk op zich ontzettend vakkundig in elkaar zijn gestoken. Cremer
leest misschien wel los uit de pols, maar zijn inzicht in narratieve structuren
en hoe men deze kan gebruiken om breed opgezette vertellingen tot het einde
spannend te houden; zijn inzicht in wat werkt op het blad om een filmisch of
visueel effect te sorteren; en zijn begrip van de universele elementen van de
menselijke psychologie, wat hem toelaat om in krachtige en sterke lijnen
figuren te schrijven die toch menselijk en complex op ons overkomen: al deze
elementen wijzen op een voldragen en uniek schrijverschap dat, op zijn eigen
literaire merites beoordeeld, een veel groter gewicht heeft dan het loutere ‘fenomeen’
Cremer zou laten vermoeden.
Met Fernweh heeft
Cremer de aanzet gegeven tot een nieuwe laag van zijn literaire project. Het
boek is geen nieuwe De Hunnen. Het
zou niet alleen oneerlijk zijn om dat te verwachten, het genealogisch opzet van
het boek is ook anders van toon en aard. Maar Fernweh schept wel hoge verwachtingen voor de volgende delen. En
als we Cremer als schrijver een beetje kennen, mogen we hopen dat de volgende
delen in crescendo zullen gaan en dat hij zijn literaire schilderspen voluit
zal gebruiken om zijn familiegeschiedenis, zich afspelend in het provinciale
Enschede of niet, met de nodige epische contouren voor ons te ontrollen.
Bovendien blijft het verhaal van dit boek ontzettend eigentijds: het gaat
tenslotte om een migrantenfamilie (Cremers moeder was een Hongaarse die zich
verloren voelde in het vijandige Nederland) waarvan de zoon, Jan Cremer zelf,
tegelijk Nederlander en wereldburger is. Door Fernweh naar de einders van de wereld gedreven; gepokt en gemazeld
in Nederland; en op zoek naar Oost-Europese wortels voor de eigen identiteit:
Cremer is een fenomeen waarin het idee van een ‘Europese identiteit’ op
onverwachte maar relevante manieren wordt ingevuld.
Amsterdam : De Bezige Bij, 2016, 287 p. ISBN 978-9023499824
© 2023 | MappaLibri