In 2016 publiceerde de Joods-Amerikaanse romanschrijver Ben
Ehrenreich het relaas van zijn reis door bezet Palestina, The Way to the Spring. Life and Death in Palestine (Penguin Press).
Daarin beschrijft hij vanuit Palestijns standpunt de tragische, vaak absurde
maar altijd hopeloze situatie waarin de Palestijnen zich in de bezette gebieden
bevinden. Ik weet niet of Ehrenreich en Baram elkaar ontmoet hebben of zelfs
kennen, maar de lectuur van beide boeken naast elkaar is bijzonder informatief.
Ook in Een land zonder grenzen beschrijft een Joods auteur, in dit geval
een Israëli die onder meer voor de progressieve krant Haärets werkt, bijna hetzelfde gebied en dezelfde mensen. Bijna,
want Baram, die intussen al in eigen land en in de wereld bekend was geworden
met zijn roman Wereldschaduw (2015),
betrekt ook Joodse kolonisten, religieuze dwepers en utopische vredesactivisten
bij zijn verhaal. Ook is hij als Israëli nog veel meer bij het conflict tussen
Israël en de Palestijnen betrokken dan de Amerikaan Ehrenreich. En toch komen
er in beide boeken verrassend identieke passages voor, onder meer wanneer de
auteurs proberen te begrijpen wat er achter bepaalde groteske, voor een
buitenstaander onbegrijpelijke administratieve maatregelen schuilt. Een vergelijking
tussen beide benaderingen dringt zich dan ook op, maar dit is niet het
onderwerp van deze recensie.
Een land zonder grenzen
bestaat uit een reeks afzonderlijke hoofdstukken, waarvan sommige trouwens
al eerder in Haärets verschenen waren. Maar het geheel leest als één
aaneengesloten verhaal, waarin alle betrokkenen de kans gekregen hebben hun
visie op het conflict, of hun gebrek aan belangstelling ervoor, uitvoerig en
volgens mij ook waarheidsgetrouw te presenteren. Onder ‘waarheidsgetrouw’ moet
men hier begrijpen: ‘volgens hun eigen diep doorvoelde, sterk geargumenteerde
of aan de publieke opinie aangepaste versie van die waarheid.’
Deze manier van werken heeft het voordeel dat men geen
opiniërende, maar zo authentiek mogelijke verslagen leest over wat er in de
verschillende publieken leeft. De auteur stelt wél kritische en pertinente
vragen, om zijn gesprekspartners de kans te geven hun ‘waarheid’ (mening,
opinie, analyse) ondubbelzinnig te verwoorden, zodat het aan de lezer toekomt
uit deze losse, onsamenhangende puzzel van veelal gepassioneerde standpunten
een beeld te ontwerpen van de complexiteit van het probleem. En hoewel hijzelf
(en zijn krant) tot het traditioneel ‘linkse’ (lees hier: Asjkenazische,
westers gerichte, open zionistische) kamp behoort en dat op geen enkel moment
verbergt, is hij erin geslaagd geloofwaardige verslagen van zijn gesprekken met
bijvoorbeeld uitgesproken antisemitische Hamas-aanhangers en al even fanatieke
ultraorthodoxe kolonisten te brengen, die voor een Europees lezer aan het
karikaturale grenzen of die grens af en toe ver overschrijden.
Hoe verzoen je bijvoorbeeld jonge yeshivastudenten die alle
‘Arabieren’ (hun term voor Palestijnen) zo snel mogelijk massaal willen
deporteren met Palestijnse activisten die in het Palestina van morgen geen
enkele plaats voor de Joden willen openhouden? Hebben de orthodoxe ultrazionisten
die een paar keer per dag provocatief onder politiebegeleiding tussen de Al
Aqsamoskee en de Rotskoepel wandelen gelijk, wanneer ze zeggen dat, indien zij
niet het recht hebben Oost-Jeruzalem en de Tempelberg te ‘bevrijden’, hun
progressief zionistische tegenstanders dan ook niet het recht hebben zich in
Jaffa (Yafo) of Haïfa te vestigen? Heeft het zin op basis van een
wetenschappelijk humanistische exegese aan beide groepen te zeggen dat de
strijd om de ‘heilige graven’ van Hebron in feite much ado about nothing is, omdat we helemaal niet zeker zijn van
het bestaan van al die patriarchen en matriarchen?
Tegenover deze militante en
exclusieve toepassingen van de godsdienst(en) plaatst Baram het verhaal van de
kleine groepen van religieuze vredesstichters uit het jodendom, het christendom
en de islam, mensen die zich zelfs niet door nieuwe aanslagen en repressailles
laten afschrikken om de dialoog voort te zetten, maar die integendeel geloven
(het woord is hier op zijn plaats) dat een verdiepte kennis van de andere
tradities en open gesprekken tussen gelovigen de basis vormen voor een
mentaliteitsverandering die de vastgeroeste en moreel of praktisch
onaanvaardbare vijf klassieke opties zou kunnen doorbreken (de onhoudbare
status quo, de twee-staten oplossing, de ene bi-nationale staat, de definitieve
verdrijving van de Palestijnen uit Israël en de bezette gebieden en, tenslotte,
de uitputtingsslag die van de Palestijnen voorgoed een verslagen en onderworpen
volk zou maken zoals bijvoorbeeld de native Americans in de VS).
Het is duidelijk dat
Nir Baram aan deze dialoog de voorkeur geeft, maar hij is eerlijk genoeg om toe
te geven dat het hier voorlopig slechts om een heel kleine minderheid van
Palestijnen en Israëli’s gaat. In die zin zou men kunnen zeggen,
zoals weleer Marx over de monarchist Balzac, dat zijn boek heel wat feiten en argumenten
verzamelt die zijn eigen humanistische voorkeur althans voorlopig in de weg
staan. Het feit dat hij echter geen enkel taboe uit de weg gaat, of het nu gaat
om de terroristische daden van Palestijnen of om de Israëlische staatsterreur,
pleit in zijn voordeel: nu geen enkele andere oplossing een kans lijkt te
hebben gekregen is het nuttig en wellicht noodzakelijk nieuwe en andere wegen
te verkennen, ni de réussir pour
persévérer.
De Nederlandse tekst wordt ontsierd door erg storende spellingfouten (‘hoe
de muzikant zijn luisteraars betoverd’ (blz 76); ‘waarmee de levens van
miljoenen Palestijnen kunnen worden beheersd’ (blz. 160); ‘wordt het hart
verleidt te geloven’ (blz. 182) enzovoort. Een magistraal auteur als Baram
verdient een dergelijke ondermaatse vertaling niet.
Amsterdam : De Bezige Bij 2016, 271 blz. Vert. van Haerets meëver leharim door Sylvie Hoyink. ISBN 9789023499442
© 2023 | MappaLibri