Londen, begin van de jaren zeventig van de negentiende eeuw:
‘asiel van alle rode revolutionairen’ die na het neerslaan van de Commune
Parijs zijn ontvlucht om lijf en leden te redden. Tot die onfortuinlijke groep
bannelingen behoorden ook Arthur Rimbaud en Paul Verlaine, die mede door hun
onstuimige en in de ogen van de brave burgerij verfoeilijke betrekking tot een
leven in de marge veroordeeld waren.
In zijn roman De haas en de regenboog – de titel is
ontleend aan de ‘Illuminations’ van Rimbaud, die zichzelf op grond van de
klankgelijkenis graag voorstelde als ‘Rainbow’ – focust Paul Claes op de
Londense jaren van het dichtersduo, op hun haat-liefdeverhouding die finaal een
tragische ontknoping zal kennen in Brussel, waar Verlaine zijn kompaan in een
hotel met een kogel verwondt en nadien tot twee jaar cel wordt veroordeeld.
Claes, eminent kenner én vertaler van de poëzie van beide protagonisten in zijn
roman, roept in een beeldende taal die in haar breedvoerigheid en door de
verregaande aandacht die wordt besteed aan het beschrijvende aspect erin, een
sfeer op die de lezer bijna lijfelijk in de negentiende eeuw onderdompelt.
De roman opent
met het hoofdstuk ‘De nacht’, de eerste zin ervan luidt: ‘Zwart als zijn ziel
was de nacht van Londen.’ Rimbaud zwalpt door de stad, ‘Lucifer alleen kon hem
in deze hel begeleiden’ (een eerste allusie reeds op ‘Een seizoen in de hel’,
het sluitstuk van zijn oeuvre, geschreven na de definitieve verwijdering tussen
hem en Verlaine), laat zich op sleeptouw nemen door een Maleier die hem naar de
Chinese wijk voert, waar hij voor het eerst, en niet voor het laatst, opium
schuift:
‘Gulzig
openden zich zijn zintuigen voor een ongekende ervaring. Ondanks het
schemerduister zag hij scherper dan bij dag.’
Rimbaud’s zoektocht naar
verruiming loopt parallel aan zijn queeste naar vernieuwing in de poëzie. Claes
heeft, zonder de lezer daarbij te overstelpen met een leergang
literatuurwetenschap, van deze poëticale Werdegang een van de dragende thema’s
gemaakt in zijn roman. Mede onder invloed van de geestesverruimende middelen
zal Rimbaud kleuren niet alleen zien, maar die ook horen opklinken. Voor de
hand liggend hier en zeker direct herkenbaar voor wie enigszins vertrouwd is
met de poëzie van Rimbaud, is de verwijzing naar zijn beroemde gedicht waarin
hij ‘als alchemist van het Woord een kleur had gegeven aan elke klinker’. Voor
Claes overigens het gedicht waarmee hij ‘als een nieuwe Newton nacht in dag
veranderde’, een gedicht ook als ‘een prisma waarin vocalen als stralen
uitwaaierden in de kleuren van de regenboog: A zwart, E wit, I rood, U groen, O
blauw.’
Rimbaud’s
fascinatie voor de poëzie en de manier waarop hij die als een ware modernist
kan herijken, creëert binnen het verhaal over de twee vrienden in Londen een
spanningsboog die hoe dan ook de lezer van de eenentwintigste eeuw aan het
nadenken zet over de diepere betekenis die poëzie, en hieraan gerelateerd de
taal als drager van ideeën en emoties, kan hebben in de moderne samenleving.
Als romancier weet Paul Claes een al te
intellectualistische inkadering van zijn verhaalgegeven ver van zich af te
houden. Londen komt als stad tot leven, ‘deze stad was de metropool van alle
rijkdom, de necropool van alle armoede’, in het spoor van de Rimbaud en
Verlaine wandelzwerft de lezer door de mooiste wijken en voelt hij de dreiging
die uitgaat van de achtergebleven sloppen en stegen, waar discussies ‘geregeld’
worden met de vuisten of met een mes dat getrokken wordt.
Hier laat Claes ‘zijn’ Rimbaud en ‘zijn’ Verlaine zien: hoe
beiden in omstandigheden die naar moderne maatstaven gemeten nauwelijks nog
leefbaar kunnen worden genoemd, moeten zien te overleven, hoe zij de desillusie
van de Commune-strijd pogen te boven te komen door de kringen van bannelingen
te frequenteren, hoe zij in hun verboden en gedoemde homoseksuele relatie
elkaar naar de keel grijpen (soms zelfs letterlijk) om dan weer alle remmen los
te gooien.
En er zijn de schuldgevoelens
waarmee beiden blijvend kampen: Verlaine tegenover zijn vrouw Mathilde en zijn
kind, Rimbaud tegenover zijn moeder. Het blijft een in volle ernst opgevoerd
spel, dat moet leiden naar de met tragiek beladen hotelscène in Brussel. En hoe
betekenisvol klinkt dan het slot van de roman: in het ‘anders zien’ heeft
Rimbaud het ultieme geheim van de poëzie ontdekt, de ‘Illuminaties’ dienen zich
aan, ‘gedichten als schichten, inzichten, vergezichten.’ Dan kan Claes de
cirkel van zijn roman sluiten: ‘Als bij toverslag hield de zondvloed op. Voor
zijn oog waaierde een regenboog waarvan de kleuren tintelden in de zeven
letters van zijn prismatische naam.’
Amsterdam: De Bezige Bij
2016, 188 p. ISBN 9789023499923
© 2023 | MappaLibri