Draagvlak en vizier

Dichter, essayist en beeldend kunstenaar Renaat Ramon brengt met Draagvlak en vizier een weloverwogen selectie van eerder in diverse tijdschriften verschenen of in opdracht geschreven verzen bijeen. In de veelheid van uitverkoren verzen openbaart zich ook een eenheid: in hun onderlinge samenhang tekenen de gedichten het draagvlak waarop Ramon zijn leven – een leven dat gestuurd werd en wordt door het woord in zijn meest verscheiden en daardoor vaak verrassend overkomende facetten – én zijn denkend werken (en even nadrukkelijk: zijn werkend denken) blijvend heeft gefundeerd. Het woord zoals hij het heeft mogen proeven in het werk van anderen en zoals hij het zelf weet te omarmen in zijn eigen poëzie.  
 
Niet toevallig opent de bundel met een gedicht dat direct teruggrijpt naar het Boek der vragen van Pablo Neruda, meer precies naar diens overpeinzing: ‘Is een woordenboek een graftombe of een gesloten honingraat?’ Ramons repliek, in de vorm van een antwoord op deze vraag, is helder en veelzeggend:  
 
‘Woorden wijken wel, maar ze sterven niet.
Zijn woorden niet de zichtbare ziel der dingen,
van het beeld de zichtbare stem?’  
 
Even aanstippen hier: het slotvers van deze strofe verwijst overigens naar de in 2009 verschenen bundel Zichtbare stem, waarin Ramon de grenzen van de toonbaarheid, de visualiseerbaarheid van de stem verkende. Het is een idee die verder terugkeert in het gedicht dat opgedragen is aan Ludo Frateur:  
 
‘je schrikt van het beeld
in de bladspiegel, maar
als je goed luistert
zie je een gedicht.’

Het woord centraal, centraal het woord: het is de pit waarrond de dichter Ramon zijn verzen weet te modelleren. In Draagvlak en vizier komen vooreerst, gespreid over twee afdelingen, resp. ‘Dierbare vrienden’ en ‘Memorandum’, dichters en denkers in het vizier die ‘prente hebben geslagen’ in zijn ziel. Opvallend is dat Ramon hen weet te portretteren in hun eigenheid, de specifieke manier waarop ze schrijvend en denkend in de wereld staan. Zo is het gedicht ‘Aan Claudius Asnedius Montanus’ gericht tot Claude van de Berge, die ‘de glans van ijs verkiest boven glorie van goud’ en met wie Ramon zich verbonden weet:  
 
‘Wit leeft in je woorden, Asnedius,
en wij weten het: aan de zelfkant
van de hemel bloeien de sterren.’

Ook al iemand die aan de zelfkant van het poëtische landschap staat, is Mark Insingel. Voor hem schrijft Ramon het gedicht ‘Woordwisselwoord’: precies omdat Insingel met geringe verschuivingen in de neergezette woorden een wereld-achter-de-dingen oproept, vindt Ramon in hem een deelgenoot op de weg van het woord:  
 
‘Je buigt woorden
plooit termen
de cirkel sluit
als een ellips’.  
 
Verzen die een echo bevatten van Ramons eigen beeldend werk. Ramons draagvlak omvat meer dan alleen dichters: in de persoon van abt Anselm Hoste treft hem  de bedachtzaamheid, de nederigheid  (‘zelf heb ik de laatste trap / der nederigheid nog niet bereikt, / nog drukken mij doornen / van ergernis en nog al te vaak / heb ik zilver op mijn tong’), in ingenieur Herwig V. zoekt en hij vindt hij de kompaan op de weg van de cijfers: ‘want zo is het goed: / met cijfers te beginnen en / met cijfers ook te besluiten’.  
 
De drang naar beheersing door getal en afmeting is de leidraad in Ramons beeldend constructivistisch werk. De cycli rond vrienden – in leven of reeds gestorven – worden afgerond met een lang gedicht over Giordano Bruno, de zestiende-eeuwse filosoof die vooral bekend werd om zijn geschriften over en rond de werking van het geheugen en omwille van vermeende ketterij veroordeeld werd tot de brandstapel. Zijn onlesbare drang naar de vrijheid van de geest kan gelden als een retrospectief opgebouwd zelfportret van Ramon.
 
Cyclus drie in Draagvlak en vizier bevat ‘vendute’, krachtig gepenseelde gedichten rond specifieke plaatsen - de molens van Brugge, de door toeristen overspoelde Burg van Brugge waar zich de Heilige Bloedkapel bevindt -, of breder uitdijende landschappen als ‘Plat Pays’ (een schitterend gedicht, dat opent met deze strofe:  
 
‘het land ligt stoppelbloot –
een veld waarin niets meer
valt te rapen, waarin niets nog
bewogen wordt, niet door
de aarde, niet door de wind’.

Een strofe die echoot in ‘Opname’, het slotgedicht van deze cyclus: ‘Het landschap wordt gedicht / in een blinddruk van geluiden.’   
 
Ter afronding neemt Ramon de lezer mee naar het ‘Grand Café Parnas’, het dichterscafé  waar hij vier kompanen hun opwachting laat maken, vooraleer zelf te besluiten: ‘Daar zat ik dus ook’, om monkelend hierbij vast te stellen:  
 
‘Ik dacht
aan de Aanwezigheid
van de Aanwezigen,
bij uitbreiding aan het Zijn
van de Zijnden en vandaar
aan het Zijn van het Zijnde.’  
 
Een metafysica binnen de kroeg, vandaar de ironische conclusie:  
 
‘Ik dronk nog een Jägermeister
en besloot groot- en blijmoedig
tot een uitstapje
naar het Zwarte Woud.’   
 
Ook de alledaagse realiteit komt haar rechten opeisen.
 
Draagvlak en vizier is een feest van woorden. Met overtuiging bespeelt Renaat Ramon diverse taalregisters: woorden als ‘banaten’, ‘plengfeesten’, ‘batse demonen’ staan er zonder dat ze zich opdringen naast op de spreektaal geënte verzen, de meest verscheiden cultuurlagen schuiven over elkaar heen met reminiscenties aan de Grieks-Romeinse Oudheid en de christelijke beschaving met haar rituelen. Ramons draagvlak is breed, heel breed.
 
Gent : Poëziecentrum 2016, 52 p. ISBN 9789056554361

© 2024 | MappaLibri