Anagrammen van een blote keizer

Er verschijnt niet vaak een debuut dat zo sterk en zo bevreemdend is. Wie Anagrammen van een blote keizer opent, wordt vanaf de eerste regels meegezogen in een merkwaardig universum. In een vooraf heet het dat de verteller

gefascineerd raakt door een zekere Kuluri, die hij volgt. Meteen is echter ook sprake van een anagrammengenerator op internet, van talrijke geschriften en dichters, van wetenschappelijke publicatie, van diverse talen een woordenboek Arabisch, van een zoektocht in de Himalaya om er met de laatste yak te praten. Het lijkt wat op de topos van het gevonden manuscript en de pseudo-autobiografie in de literatuur, maar tegelijk wordt vooral het eclectische referentiekader belicht waarmee de dichter aan de slag gaat. Letterlijk alles is bruikbaar om zijn eigen mythische wereld gestalte te geven.

Vanaf het openingsgedicht wordt die spanning tussen realiteit en verbeelding merkbaar: de ik slaat Kuluri gade; die van een schrijvende mens overgaat in een soort van yak. Het is een transformatie die in deze bundel wel vaker gebeurt, want het onderscheid tussen mens en dier wordt miniem. Kuluri zelf verandert ook frequent van gedaante (hij wordt onder meer een pelikaan, een symbool voor Christus) en in de loop van de bundel dienen zich allerlei dubbelgangers aan. De lezer volgt Kuluri (en de lyrische ik) op zijn tochten. Soms bevinden wij ons aan het uiteinde van de wereld, in een volstrekt exotische omgeving, maar op andere momenten wordt een Antwerps shoppingcenter beschreven. Kuluri is, kortom, een amalgaam van uiteenlopende indrukken, een collage van uitspraken, een hybride creatie. In die zin belichaamt hij ook de 21ste-eeuwse ervaring van de nomade, van de vluchteling. Het is voor de lezer moeilijk om zich zonder meer met zijn vreemde kijk op de dingen te identificeren, maar tegelijk is het moeilijk om daarvan los te komen.

Dat alles zorgt ervoor dat deze bundel een bijzonder breed spectrum bestrijkt: natuur en cultuur, verleden en heden, en vooral hier en elders. Mens en maatschappij worden hier grotendeels ontbeend, een vorm van ontluistering die ook al in de titel zit vervat (met de allusie op het bekende sprookje van Hans Christian Andersen). Niets is wat het schijnt, en vooral uiterlijke pracht en praal blijken illusies. Tegelijk wijst de titel ‘anagrammen’ op allerlei taalraadsels, en die spelen ongetwijfeld een rol bij de keuze van namen en beelden. Daarbovenop komt een spel met talen, met klanken en letters; de titels van de gedichten lijken transcripties van Arabische begrippen. Het zijn evenveel aansporingen voor de lezer om op zoek te gaan en deze puzzels op te lossen: in vertaalwoordenboeken, in een programma voor anagrammen, op het internet. Belangrijker dan dat lijkt mij het literaire gebruik ervan, als een soort van vervreemdingsstrategie. De lezer wordt subtiel (maar tegelijk ook bruusk) uit zijn of haar vertrouwde referentiekader getrokken. Taal, identiteit, collectieve overtuiging en gemeenschap blijken veraf in deze aparte wereld. De lezer wordt evenzeer een yak.

Anagrammen van een blote keizer is daarom een bijzonder ambitieus en rijk project. Tijl Nuyts weet dat traject niet enkel overtuigend neer te zetten, hij is bovenal een meester in het verwoorden van gebalde gedachten en beelden. Tegelijk is dit een poëzie die de lezer ook wel buitensluit. Soms is er te veel afstand om tot betrokkenheid aan te zetten en lijkt deze poëzie op een cerebraal etaleren van encyclopedisch en verbaal geweld. Hoe dan ook heeft Tijl Nuyts met deze bundel een belangrijke stap gezet naar wat ongetwijfeld een oeuvre zal worden.

Kalmthout : Polis 2017, 61 p. ISBN 9789463101738. Distr.: Pelckmans uitgevers

© 2024 | MappaLibri