‘Het
waren allemaal oude Congoromans. De Congoroman, dat onbenullige genre, met
avonturen van pater, jagers en ambtenaren, soms kinderlijk geïllustreerd, vol
koloniale daadkracht en de hooggestemde roeping. Ik vond die Congoromans vooral
stereotiep en gênant fout: de vet aangezette dromen van jacht en zwarte
vrouwen, in een werelddeel waar mensen en dieren nog gelukkig en wild zijn, en
ja, vandaar de noodzaak van zweep, jachtkarabijn en beschaving.’
Wat Koen Peeters voor
ogen heeft met zijn nieuwe roman ‘De
mensengenezer is een krachtige ontkenning van deze stereotiepe en eertijds
in brede auteurs- en lezerskringen aanvaarde visie op het genre van de
Congoroman. De mensengenezer is in de eerste plaats een zoektocht naar wat
Peeters als auteur blijvend bezig houdt:
‘Mijn schrijven lijkt mij soms ook een vorm van
meditatie. Als ik de diverse feiten uit
mijn onderzoek met elkaar verbind zie ik beelden voor me. Eerst flakkerend als
een oude film, maar stilaan, stap voor stap, zie ik mijn personages zelf
converseren en hoef ik alleen nog hun lippen te lezen.’
Peeters’ roman biedt een diepgravende analyse van de manier
waarop kan worden aangekeken tegen de Congolese werkelijkheid, niet zozeer
vanuit actueel-politiek oogpunt, maar eerder – en hierin ligt precies de
verdienste van deze roman – vanuit een poging tot inzicht te komen in wat het
wezen uitmaakt van de Congolese mens.
Dubbelverhaal
Koen Peeters vond, zoals aangestipt in het slotdeel annex
dankwoord, inspiratie bij zijn prof.
antropologie Renaat Devisch. Zijn levensverhaal vormt het substraat waarop De mensengenezer is gebaseerd. Peeters
heeft zijn roman bewust gecomponeerd op alternerende hoofdstukken die resp.
worden genummerd met cijferaanduiding en, aansluitend hieraan, letteraanduiding
van deze cijfers. Op ‘1’ volgt ‘Een’, dit tot met het slotdeel ‘veertig’. Op
die manier creëert Peeters een dubbelverhaal: dit waarin Remi (alias Renaat
Devisch) zijn verhaal vertelt, anderzijds het verhaal van de manier waarop de
auteur zelf in de letterhoofdstukken het verhaal brengt van de genese van zijn
roman en het voortschrijdingproces ervan binnen de manier waarop hij persoonlijk
als auteur met zijn verhaalstof betrokken raakt.
Kernidee van de
roman is de samenhang en de onderlinge beïnvloeding van drie begrippen, die
reeds in het aanvangshoofdstuk ‘Een’ worden aangeraakt: ‘De geest, de genius,
de daimon’. Waar de auteur aanvankelijk nog het raden heeft naar de diepere
betekenis van de woorden die ‘de oude professor’ naar voren brengt, wordt
gaandeweg de roman geëxpliciteerd. Zo luidt het diep in het verhaal dat Remi
aan de auteur doet:
‘De geest. Dat is de
familiegeest, de geest van de familie waartoe je behoort. De geest maakt je,
besmet je. […] De genius is de plaatsgeest, de genius loci. Hij staat voor de plek, in mijn geval de grensstreek
waar ik vandaan kom. Voor mij is dat het lege vlakke land van de Westhoek, met
zijn zwaarmoedigheid en het duistere zwijgen. […] De daimon is de halfgod in de
goddeloze wereld. Hij is de boodschapper en hij komt je iets zeggen. Zijn
mededeling keert je helemaal om. […] Je moet wel naar de daimon luisteren, hun
ongevraagde raad opvolgen. Niets is nog hetzelfde.’
Met die uitspraak voor ogen begrijpt, of beter: voelt de
lezer perfect aan wat het leven van Remi heeft bepaald, waarom hij die
beslissingen heeft genomen die hem uiteindelijk tot de Kwango-streek hebben
gebracht. Koen Peeters brengt de psychologische en tot op zekere hoogte
emotionele ontbolstering van zijn hoofdpersonage met terughoudendheid, maar
steeds even trefzeker in kaart. Remi groeit op in de Westhoek, waart de
gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog blijvend aanwezig zijn. Voor de
bewoners geldt het zwijgen als een van meest in het oog springende
karaktertrekken. Vooral via zijn oom Marcel (‘soms zwijgen we om niets te
hoeven zeggen’) leert Remi aanvoelen wat leeft onder de direct waarneembare
werkelijkheid, ‘er resoneert iets in die streek wat wij niet kunnen vatten. Er gaan
echo’s door de tijd heen. Rimpelingen’).
Het zijn Marcels woorden, en meer nog wat hij verzwijgt,
die Remi de stem laten horen die hem ertoe roept ‘de mensen te genezen’. Die
stem voert hem naar het klooster en later naar Congo, waar hij de Yaka-cultuur,
‘dat onbekende, onbereikbare Yaka-universum’, wil doorgronden. En zoals blijkt
uit de gesprekken die hij voert met de auteur, blijft het onvatbare: ‘Alle
mensen in elke cultuur hebben dezelfde grote vragen en moeten uiteindelijk
hetzelfde grote, diepe onvermogen tot samenleven ervaren.’
Terug naar Congo
In het spoor van zijn oud-professor leest Koen Peeters de boeken die
hem door zijn mentor worden aangeraden en gaat hij zelf op zoek naar de bronnen
van diens levensverhaal. Wat hem finaal duidelijk voor ogen komt te staan, is
wat ook Marcel aan Remi als levensles heeft willen meegeven: ‘toekijken, vol
overgave luisteren, trachten te begrijpen hoe vanuit de lokale overtuigingen
een eigen ontologie, een zijnsleer wordt vertaald.’ Met De mensengenezer herijkt Peeters het genre van de Congoroman. De
lijnen die hij, vertrekkend vanuit de Westhoek, uittekent, convergeren
uiteindelijk in een zoektocht naar het verlangen van ieder mens, waar ook ter
wereld, zichzelf te ontdekken en vanuit die queeste zin te geven aan zijn
persoonlijk leven.
Amsterdam : De Bezige Bij 2017, 319 p. ISBN 9789023452362. Distributie
WPG Uitgevers
© 2023 | MappaLibri