Frank de Vos is een poëtische laatbloeier, maar sinds
zijn debuut tien jaar geleden (hij was toen vijftig) heeft de muze hem niet
meer losgelaten. Verdwaalpalen is al
zijn zesde bundel. Ook nu weer toont de dichter zich als een buitenbeentje. Hij
kiest niet meteen voor uitgepuurde gedichten van weinig woorden, maar
integendeel voor ronkende volzinnen: breed gedragen, met heel wat bepalingen en
adjectieven. Het doet enigszins denken aan de syntaxis van de klassieke talen.
De dichter schuwt bijgevolg de retoriek niet, wat aan zijn poëzie een
breedvoerigheid maar ook een bijzondere kleur verleent.
<br
/>Dat wordt ook duidelijk door de wijze waarop de gedichten vervloeien tot
proza. De Vos is veel minder bezig met de structuur van afzonderlijke
versregels; wat hem interesseert is veeleer de stroom aan woorden, gedachten,
indrukken. Het is volgens mij geen toeval dat de dichter graag en vaak verwijst
naar de Franse literatuur, waar het prozagedicht tot grote hoogten is gevoerd.
Veel van de teksten uit Verdwaalpalen
lijken inderdaad prozagedichten.
Vanaf het eerste
vers, geschreven bij een oude kinderfoto, is het ik verdwaald: in de ruimte, in
de tijd, in zijn leven. Dat nomadische bestaan leidt tot een gevoel van
melancholie, maar het laat de dichter ook intens openstaan voor kleine dingen,
voordetails die een ander nauwelijks opmerkt. Tegelijk wordt de sfeer van de
bundel daardoor ook wel wrang bij momenten. De vele herinneringen staan in het
teken van het verlies, en de herinnering via het gedicht maakt dat gemis enkel
intenser in plaats van het op te heffen.
Het valt
inderdaad op hoe de bundel doordrongen is van de dood. Dat gebeurt allereerst
via een reeks indringende teksten over de stervende moeder: het lichaam en de
geest verdwijnen en dat ‘opgeloste’ subject wordt naaldscherp opgeroepen in
indrukken en beelden. De dementie, de lichamelijke aftakeling, de onrust van de
inrichting: niets wordt het ik (en de lezer in zijn spoor) bespaard. De Vos
weet daarenboven de spanning tussen empathie en afstand nog te vergroten
doordat de zoon en de moeder als het ware in elkaar versmelten: via gedeelde
herinneringen, maar vooral ook omdat de zoon het lijden van de moeder in zich
opneemt, mee-leeft en mee-lijdt.
Die identificatie
komt ook in andere gedichten aan bod, waar het gaat om de dood van een broer of
een jong kind. Die ervaringen bevestigen de eindigheid, maar het maakt ze niet minder
ondraaglijk. Uiteindelijk worden ook de herinneringen aan de kindertijd door
die later confrontaties overspoeld.
Wat deze bundel
echter zo bijzonder maakt, is de taal. De dichter is niet alleen een meester in
het ritmische taalgebruik: het stuwen van een opsomming, of het afremmen en
stilleggen van de woordenstroom. Opmerkelijk zijn de beelden, die
als het ware geëtst worden via de poëzie. Daarbij komt een voorkeur van de
dichter om ook beschouwend te zijn, om waarheden te achterhalen. Die
meditatieve dimensie zorgt voor een rustpunt. Kortom, Verdwaalpalen is een bundel die aan de lezer coördinaten verschaft,
maar hem ook opzettelijk in het bestaan laat verdwalen: louterend, maar ook
onrustbarend.
Frank de Vos: Verdwaalpalen.
Belijdenissen in blauw. P, Leuven 2016, 43 p. + ill. ISBN 9789492339126
© 2025 | MappaLibri