De IJslandse Oddný Eir (1972) studeerde politieke filosofie
aan de Sorbonne, runde in New York samen met haar broer de kunstgalerij
Dandruff Space, heeft mee aan songteksten van Björk gesleuteld en treedt als
milieuactiviste in haar grootvaders voetsporen. Land van liefde en ruïnes is haar derde autobiografische boek. Het
bestaat uit dagboekaantekeningen uit 2011 waarin ze haar persoonlijke besognes
in de IJslandse context inbedt. De schrijfster heeft er naast de Icelandic
Women’s Literature Prize 2012 ook de European Union Prize for Literature 2014
mee binnengehaald.
De titels van de korte hoofdstukken verwijzen naar plaatselijke
natuurfenomenen, feestdagen en folkloristische gebruiken. Tevens is het
bijna-bankroet van de eilandstaat in de nasleep van de bankencrisis nog goed
voelbaar in deze bespiegelingen. Oddný Eir reflecteert onder meer over een
nieuw maatschappijmodel waarin de klemtoon op sociale rechtvaardigheid ligt,
alsook op zelfvoorzienende landbouw en natuurbescherming.
Op persoonlijk vlak wikt en
weegt ze of ze wel of niet zou gaan samenwonen met haar nieuwe vriend, een
ornitholoog, annex schrijver – ‘Vogel’ in het boek. Ze is namelijk al meermaals
vastgelopen op het spanningsveld tussen liefde en intimiteit enerzijds, en de
nood aan ademruimte en onafhankelijkheid anderzijds. Verder vraagt ze zich af
in hoeverre het volmaakte vertrouwen dat ze ervaart bij haar broer, een
archeoloog, een bedreiging vormt voor zowel haar als zijn liefdesleven.
In het Lake District bezoekt ze Dove Cottage en hoopt dat het huis, dat
de dichter William Wordsworth heeft gedeeld met zijn zus Dorothy, iets zal
verraden over de zielsverwantschap tussen die twee.
Sommige van de broer-zusrelaties waar ze steun bij zoekt,
zitten in de taboesfeer. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het volksverhaal
waarin een vrouw vogelvrij wordt verklaard, wanneer uitkomt dat ze het kind
draagt van haar broer. De vrouw trok daarop de bergen in met twee geiten, groef
een hol voor zichzelf, ontgon het land en viste op zalmforel. Gaandeweg bouwde
ze een bloeiende boerderij op en kwam haar broer haar samen met nog meer
familieleden weer vervoegen. Ook al handelen broer en zus in strijd met de wet,
die duurzame en autonome manier van leven in diepgewortelde vriendschap en in
verbinding met de aarde spreekt de schrijfster aan.
Moet je het land bezitten, als
je wil dat je band ermee blijft bestaan? Dit thema wordt herhaaldelijk
aangekaart, niet het minst vanwege de steenrijke Chinese zakenman die een bod
heeft gedaan op dertigduizend hectare IJslands grondgebied. Haar eigen band met
haar geboortegrond verdiept Oddný Eir door samen met Vogel een soort bedevaart
te ondernemen naar de streek van haar voorouders.
Hun rondreis brengt niet zozeer
de uitgestrekte IJslandse vlaktes, de meren of de lava- en gletsjervelden tot
leven als wel herinneringen aan oude verwanten en vervlogen tijden. Het
hoofddoel van de tocht bestond erin om een geschikte plek te vinden voor hun
eigen nest, of in Oddný Eirs woorden: ‘om monsters van de grond te verzamelen
om die te mengen met onze wens op een goede manier samen te leven’. In zulke
gezochte uitlatingen verliest de schrijfster zich wel vaker. Meer dan eens kapt
ze daarenboven een gedachtegang halfweg af, wat haar overpeinzingen eveneens
met een waas bedekt.
Oddný Eir: Land van liefde en ruïnes, De Geus, Amsterdam, 2017, pag. 236,
ISBN 9789044538557. Distributie: L&M Books
© 2023 | MappaLibri