De eerste roman in
het Fins
Naast
de Kalevala — de door Elias Lönnrot
verzamelde mythologische volkspoëzie uit 1835 — is De zeven broers (1870) van Aleksis Kivi (1834-1872) ongetwijfeld
het bekendste boek uit het land met de duizenden meren. Beide teksten waren van
doorslaggevend belang bij de ontwikkeling van een Finse identiteit, inclusief
een eigen taal en een groeiend nationaliteitsgevoel dat uiteindelijk zou leiden
tot Finlands onafhankelijkheid van Rusland op 6 december 1917. Een eeuw na de
onafhankelijkheid is er nu een nieuwe vertaling van De zeven broers, een van levenslust en energie uit zijn voegen
barstende roman met de allure van een nationaal epos.
Nog altijd geldt Kivi als
‘schrijver des vaderlands’. Op 10 oktober, zijn geboortedag, hangt de nationale
vlag uit en vieren de Finnen de Aleksis Kivi-dag, ook bekend als de ‘dag van de
Finse literatuur’, tot in de jaren zestig van de vorige eeuw zelfs een vrije
dag voor scholieren. In 1996 vernoemde de componist Einojuhani Rautavaara een
opera naar de auteur en in 2002 verfilmde Jari Halonen zijn leven.
Kivi werd in 1834 geboren als Alexis Stenvall in het dorpje
Palojoki in de gemeente Nurmijärvi, veertig kilometer ten noorden van Helsinki.
Eind negentiende en begin twintigste eeuw lieten heel wat Finnen hun Zweedse
familienamen ‘verfinsen’. Zo was het pseudoniem ‘Kivi’ een verkorte en Finse
versie van Stenvall: het Zweedse woord ‘sten’ (steen) verdween ten voordele van
het Finse woord met dezelfde betekenis, ‘kivi’.
Kivi’s vader was een kleermaker.
Zijn moeder zag voor haar zoon een toekomst als priester weggelegd. Beide
ouders beheersten het Zweeds, maar de moedertaal van de auteur van De zeven broers was Fins. Op elfjarige
leeftijd verhuisde hij naar Helsinki om er school te lopen. Daar leerde hij
Zweeds, toen nog een voorwaarde om verder te kunnen studeren. Door
geldproblemen kon hij pas de school afmaken in 1857, toen hij al drieëntwintig
was. Aanvankelijk studeerde Kivi voor priester, maar gaf die studie op om vanaf
1859 aan de universiteit van Helsinki een literatuurstudie aan te vangen.
Hij begon met het schrijven van toneelstukken in het Fins.
Een eerste stuk was Kullervo (1864),
naar een verhaal uit de Kalevala. Behalve De
zeven broers, zijn enige roman, schreef Kivi twaalf toneelstukken, enkele
korte verhalen en een dichtbundel, Kanervala
(1866). Zijn bekende tijdgenoot Jean Sibelius zette enkele van zijn gedichten
op muziek. Jarenlang worstelde Kivi met een alcoholverslaving en leed aan
schizofrenie. Hij stierf totaal verpauperd in een psychiatrische instelling,
amper achtendertig jaar oud.
Kivi werkte in de jaren zestig van de negentiende eeuw tien
jaar lang aan De zeven broers,
algemeen beschouwd de allereerste Finse roman. Vijfentachtig procent van de
bevolking sprak toen Fins, maar zeshonderd jaar (van circa 1200 tot 1809)
Zweedse kolonisatie maakte van het Zweeds de taal van de elite. Van 1809 tot
1917 was Finland een deel van het Russische imperium. Dat Kivi zijn roman in de
Finse ‘volkstaal’ schreef was dus veelzeggend. Bovendien stelde hij de Finse
taal centraal in zijn verhaal over zeven ongeletterde boerenzonen, die hemel en
aarde bewegen om te leren lezen en schrijven en zo volwaardige leden van de
maatschappij te worden.
De zeven broers werd
aanvankelijk lauw onthaald, in het bijzonder door de vooraanstaande criticus
August Ahlqvist, die het boek omschreef als een smet op de Finse literatuur,
hoewel die toen 'eigenlijk' nog niet bestond. De personages waren volgens hem
ongeloofwaardig en gereduceerd tot karikaturen van vaderlandse idealen. Pas
later werd de roman naar waarde geschat als de start van de moderne Finse
literatuur.
De
Jukola broers uit de titel groeien op in de vredige, landelijke provincie Häme,
ten noorden van Helsinki. Daar ligt hun ouderlijke boerderij, vlakbij het dorp
Toukola, waar ze samen met hun moeder wonen. Hun vader kwam enkele jaren eerder
om het leven tijdens een gevecht met een beer. Hun moeder heeft
nauwelijks iets te zeggen op de bende wildebrassen. Alle zeven zijn ze verwoede
jagers, stevige drinkers en heetgebakerde vechtjassen met een verheven
rechtvaardigheidsgevoel. Wanneer in het begin van het verhaal ook de moeder
komt te overlijden, erven de broers de verwaarloosde boerderij en zijn ze
volkomen op elkaar aangewezen.
De zeven broers hebben elk — hoe kan het anders — hun eigen
uitgesproken persoonlijkheid. Juhani is met zijn vijfentwintig jaar niet alleen
de oudste, maar ook de koppigste. Hij werpt zich graag op als de natuurlijke
leider en ligt voortdurend in ruzie met de jongste van de hoop, Eero, die voor
zijn achttien jaar erg intelligent en geslepen is. Zowel Tuomas en Aapo als
Timo en Lauri zijn tweelingen. Aapo heeft een gezond boerenverstand en probeert
steeds de vrede te bewaren. Tuomas is beresterk maar angstvallig en bedeesd. De
ernstige Timo is eenvoudig van geest, terwijl Lauri een eenzaat is die van de
natuur houdt. Simeoni, ten slotte, is alcoholist en dweept met religie.
De broers hebben het
moeilijk met gezag en liggen voortdurend in ruzie met de plaatselijke
notabelen, in het bijzonder met de koster, de pachter van hun boerderij, de
rechter en de dominee. Met de jongens uit het naburige dorp Toukola gaan ze
geregeld op de vuist. Baldadig gedrag zorgt ervoor dat ze slecht in de
huwelijksmarkt liggen. Bovendien worden de ongeletterde broers verplicht te
leren lezen en schrijven. Pas dan kunnen ze hun heilig vormsel ontvangen, het
recht om te trouwen verwerven en volwaardige leden van de maatschappij worden.
Geestdriftig maar vruchteloos gaan ze op zoek naar een leraar. Wanneer de druk
om hun analfabetisme te bestrijden door de dominee en de koster wordt
opgedreven, besluiten de broers te vluchten naar het afgelegen, onherbergzame
Impivaara. In zijn enthousiast voorwoord spreekt Kester Freriks in dat verband
over het ‘antibeschavingsoffensief’ van de broers.
In Impivaara leven de broers als
één met de natuur, te midden van de ongerepte bossen die ze tot landbouwgrond
proberen om te vormen. Geluk en vrijheid tekenen present, maar voor de rest
loopt niets van een leien dakje. Oogsten lukt niet en tijdens een zuipfestijn
op kerstavond slagen de Jukola’s er zelfs in hun sauna in de as te leggen. De
volgende lente proberen de broers opnieuw te boeren, maar worden deze keer
belaagd door een reusachtige, losgeslagen kudde stieren van een nabije
landeigenaar. Ondanks de vele calamiteiten geven ze de moed niet op. Na tien
jaar hard labeur keert eindelijk het tij, groeit de wijsheid en hebben de
broers een bloeiende boerderij uitgebouwd. Uiteindelijk keren ze terug naar de
ouderlijke boerderij bij Toukola, waar ze zichzelf leren lezen en respectabele
burgers en familievaders worden.
Zoals
vertaler Adriaan van der Hoeven schrijft in zijn nawoord maakte Kivi van de
zeven broers, hoe ongeletterd ze ook mogen zijn, eigenlijk taalvirtuozen. Hij
legde hen een erg beeldrijke taal in de mond, een sprankelend idioom van
bijzondere zegswijzen, spreekwoorden en vergelijkingen. De broers vertellen
elkaar, aangevuurd door zelfgestookte geestrijke dranken, verhalen uit de
Bijbel (een dronken Lauri die de dominee persifleert is een hoogtepunt) of de
Kalevala (Aapo toont zich een ware erfgenaam van de mondelinge verteltraditie).
Meer dan eens barsten ze spontaan in gezang uit en componeren ad hoc een lied
dat de omstandigheden waarin ze zich op dat moment bevinden illustreert. In
Finland is bijvoorbeeld het lied van Anna, de vrouw van Eero, waarin ze zich
afvraagt of haar kind dood niet beter af zou zijn, heel bekend.
De broers
declameren ook veelvuldig gedichten, eigen verzen of poëzie die ze uit het hoofd
citeren. Een opvallend vormelijk kenmerk
is de dramatische weergave van de dialogen: de uitspraken van de dramatis
personae zijn telkens voorafgegaan door de naam van de spreker en een dubbele
punt, zoals in een toneeltekst. In de allereerste Nederlandse vertaling van De zeven broers uit 1941 werd deze
techniek niet overgenomen, maar vervangen door dialogen in directe rede. De
gedichten liet de vertaalster simpelweg weg, wegens te moeilijk. Van der
Hoevens knappe vertaling zet dit euvel gelukkig terug recht.
De grote kracht van deze roman
ligt in het harmonieuze samenspel van stijlen en genres. De zeven broers is een bruisend vat van tegenstrijdigheden, een
roman die simultaan op meerdere gedachten hinkt. Het boek is evenzeer naturalistisch
en christelijk, als realistisch en romantisch. De roman bezingt evengoed de
geneugten van alcohol en een stevige knokpartij, als de idyllische pracht van
de natuur én de onwrikbare waarden van het burgerlijk leven.
De parallellen tussen de
moeizame weg naar het volle wasdom van de broers en de ontwikkeling van een
nieuwe natie zijn evident. Geen wonder dat de stugge, vrijheidslievende en
immer tegen de schenen van de gevestigde orde schoppende Finnen zich nog steeds
kunnen vinden in deze klassieke, maar tegelijk zo originele en gloedvolle
roman.
Aleksis
Kivi: De zeven broers, Athenaeum, Amsterdam 2017, 359 p. ISBN 9789025308124.
Vertaling van Seitsemän veljestä door Adriaan van der Hoeven. Distributie:
L&M Books
© 2023 | MappaLibri