Tussen ergens en nergens

In Edzard Miks verhaal ‘Groninger dromen’ haalt de ik-figuur herinneringen op aan het Groningen van zijn tienerjaren, overdenkt hoe de stad zich intussen heeft ontwikkeld en staat stil bij het moment waarop je beseft ‘dat je vader is overleden, je moeder is vertrokken, en dat de stad voor het eerst buiten hun gezag valt. Eindelijk kun je de stad zien zoals ze is, bevrijd van je jeugd’.
 
Edzard Mik (1960), essayist, schrijver van negen romans en sinds 2015 hoofdredacteur van het literaire tijdschrift De Gids, is zelf afkomstig van Groningen. Deze elf ‘ergens achterlaten’ verhalen verschenen al eerder, verschillende ervan in publicaties over stadsontwikkeling en architectuur. Niet toevallig speelt de stedelijke publieke ruimte dan ook een centrale rol in deze bundel. Naast een leven in de stad, houden de meeste personages er echter nog een gedreven bestaan op na in imaginaire werelden.
 
Zo is er in het openingsverhaal sprake van een bezemkast die, aldus de hoofdpersoon, een hof der lusten in zich bergt, een schijnparadijs waar reusachtige vogels ‘met zuchtende vleugelslag en obscene snavels’ rondwieken en waar tal van andere dieren en mensen hun lusten botvieren.
 
In ‘Stilleven met zandhoop’ gelooft een oude man dat er door een rare speling van het lot een verband is tussen zijn baard, die hij al dertig jaar laat staan, en de zandhoop voor zijn flat, die eveneens blijft groeien ondanks de plantsoenwerkers die hem proberen in bedwang te houden. Dat de wassende zandhoop licht wegneemt, stoort de man niet, integendeel, hij kijkt uit naar de dag waarop het zand de onverschillige horizon geheel aan zijn blik zal onttrekken.
 
De dood waart in deze bundel rond, nu eens als een vaag verlangen, dan weer als daadwerkelijk wegsijpelend leven. Meer dan eens creëert Edzard Mik bovendien een overgangsruimte tussen leven en dood. Dit is het geval voor de man die in een huis in Venetië in bed ligt, in een kamer nauwelijks groter dan een nis, zijn armen langs zijn lichaam, zijn ogen gesloten. Hij denkt aan zijn broer en probeert zich te herinneren wat hij hem nog wou zeggen. Vanuit een andere kamer klinkt geschuif met stoelen en gemurmel. Ineens blijkt iemand een wit laken over hem heen te hebben getrokken, maar een tel later waant hij zich op een plein met gebleekte tegels en uitgebeten gevels. Hij ziet er zijn broer en rent achter hem aan. Het rennen gaat over in een eindeloos vallen, met gespreide armen, dwars door de stad heen, tot hij zichzelf weer te bed ziet liggen en er twee vrouwen en een man bij hem waken.

De verhalen zijn gevarieerd van inhoud, toon en opzet. Sommige zijn in klassieke vertellingen gegoten, andere in briefvorm, in een jachtige innerlijke monoloog, een sprookje of zelfs een bizarre toneelopvoering. Ondanks die veelzijdigheid tekenen er zich gaandeweg patronen af. Zo zijn de personages vaak fluïde, spiegeleffecten komen herhaaldelijk voor, net als omstandigheden die bijna ongemerkt overgaan in hun tegendeel – horizon versus uitzichtloosheid, dood tegenover leven, droom versus werkelijkheid.
 
Edzard Mik: Tussen ergens en nergens, Querido, Amsterdam 2017, 182 p. ISBN 9789021407029. Distributie L&M Books 

© 2024 | MappaLibri