4+ - Op het voorplat staat de naam van de auteur maar
ietsje groter afgedrukt dan die van illustrator en vertaler, wat uitzonderlijk
is maar helemaal terecht. De drie samen maken dit boek tot wat het is. Gerda
Dendooven krijgt de eer het boek te openen met een reeks schetsjes in zwart en
blauw op de schutbladen, een prent van een man die een sneeuwbal torst in
dezelfde kleuren tegenover de titelpagina, en twee illustraties vóór de inhoudstafel,
van een skiënde vrouw en kerstman. In die laatste gebruikt ze ook het rood en
roze die samen met de tinten blauw het hele boek kleuren.
In een van de verhalen wordt met
die (Nederlandse) kleuren een grapje gemaakt. De Finse Öla bekent na de sauna
dat ze niet wist ‘dat de jongens in jouw land rode wangen en blauwe billen
hadden.’ Dendoovens potige vrouwen en knullige mannen zijn direct herkenbaar.
De winterpakken maakt hen extra mollig. De combinatie met ijsberen en
sneeuwmannen zorgt geregeld voor een absurdistische toets die ook de teksten
kleurt. Bijzonder expressief is de prent waarop iemand een wolk in de vorm van
een hart optilt.
Het verhaal bij de prent met de hartenwolk is illustratief voor de hele
bundel. Het opent met een ongewone zin: ‘Ik woon in een land waar de zon lui
is.’ Wolken zijn er in dat land meer dan genoeg. Daarop komt een absurde
wending: een koppige wolk strijkt neer op de neus van de ik, die haar daar
liefdevol laat zitten. De volgende dag gebeurt het opnieuw, waarbij de ik zich
afvraagt of het dezelfde wolk zou zijn:
‘Een
wolk die rechtsomkeert maakt, omdat je haar hart hebt geraakt?’
Hoe kort de verhalen
ook zijn, bijna altijd weet Norac te verrassen door een originele invalshoek.
Na de openingszin ‘Niemand wenst de winter een fijne vakantie’ kom je te weten
wat de winter elke maand zou doen als hij mocht blijven. Als de winter zich
verveelt, vindt hij de verkoudheid uit, waar hij zelf het eerste slachtoffer
van wordt en in het slotverhaal merkt die arme meneer winter niet eens dat hij
op zijn rug al een hele tuin geworden is. De humor steekt nu eens in de
overdrijving (wat er niet allemaal gebeurt als papa hoest), dan weer in absurde
situaties, zoals in het verhaal waarin de ik zijn neus verloren is (als in De neus van Gogol) of in sarcasme,
bijvoorbeeld in het stuk over de desastreuze gevolgen van de klimaatopwarming.
Michael De
Cock zorgt voor een poëtische, klankrijke vertaling, met geregeld eindrijmen
die de verhalen op hun pootjes laten vallen:
‘Ik zwaai met mijn jurk een
droom eromheen. Dan sneeuwt het uit liefde voor mij alleen.’
Hij verrast ook met
woordspelingen (zomer en winter ‘bliezen warm en koud tegelijk’) en speelse
neologismen (‘Je griept zo erg, je hebt zeker met een ijsbeer gedanst?’). Het
is dankzij de combinatie van tekeningen en sterk vertaalde tekst dat de
essentie van dit boek goed overkomt, door een kleine jongen als volgt verwoord:
‘De winter is niet koud maar warm aan mijn hart.’
Carl Norac, Gerda Dendooven
(ill.): Winteruur, Lannoo, Tielt 2017, 85 p. ill. ISBN 9789401445849. Vertaling
uit het Frans Michael De Cock
© 2024 | MappaLibri