Veel dichters werken in de luwte. Het feit dat
hun werk niet langer een plaats vindt in het commerciële circuit of bij een
zogenaamd ‘gevestigde’ literaire uitgever belet hen niet om verder te blijven schrijven.
Dat is nu eenmaal wat een dichterlijke roeping inhoudt. Gelezen worden is
dankbaar meegenomen, maar het schrijven op zich leidt al tot inzicht en
persoonlijke verrijking.
Iets soortgelijks geldt ook voor Job Degenaar, die al een aantal
bundels op zijn actief heeft, maar zelfs de overwegend gunstige receptie
daarvan heeft hem nooit een literaire doorbraak opgeleverd. Het ziet er niet
naar uit dat Hertenblues in de
relatieve verwaarlozing een verandering zal teweegbrengen. De publicatie bij
een vrij onbekende uitgeverij is op zich al veelzeggend. Ook de toon en de
thema’s van de gedichten doen weinig vernieuwend of verrassend aan; ik zie de
bundel daarom niet meteen op allerlei shortlists verschijnen. Op het achterplat
van zijn boekje laat de dichter zich zelf trouwens nogal geringschattend uit
over het nut van zijn dichterschap: ‘Kan een mens nog nuttelozer zijn? Zo zijn
we. Voortdurend’.
Toch zou het misleidend zijn deze bundel ongelezen te laten, want
Degenaar heeft wel degelijk iets te zeggen. Die poëtische boodschap is er
bovenal een van menselijke relativering en loutering, een levenservaring die
haast per definitie niet in grote slogans gevat kan worden. De titel van de
lange openingsafdeling (die ruim de helft van de bundel in beslag neemt) is in
dit opzicht spreekwoordelijk: ‘Klein verbond’. In het openingsvers wordt dat
frappant weergegeven. De dichter is niet zozeer geïnteresseerd in het
omvattende verhaal en de grote thema’s. Wat hem vooral boeit, is de manier waarop
die poëtisch vertaald kunnen worden in menselijke (soms kleinmenselijke)
proporties, concrete aanknopingspunten, ontmoetingen en anekdotes die niet
zonder enige ironie aan de lezer worden gepresenteerd. Het ‘klein verbond’
tussen hemel en aarde is bijvoorbeeld het effect van een ventilator (een
tafelmodel dan nog) dat het haar van de geliefde laat bewegen.
Die aandacht voor het
kleine vindt ook zijn uitdrukking in de taal. Degenaar schrijft lyrisch maar
nooit opdringerig, en hij probeert bewust ook hedendaagse taallagen in zijn
verzen aan bod te laten komen. Een nadeel is wel dat sommige gedichten daardoor
nogal spreektalig voortkabbelen en de meerwaarde van de stijl onvoldoende tot
zijn recht komt. Daartegenover staat echter dat Degenaar mooie zinnen kan
schrijven, met krachtige aforismen en treffende beelden die een duidelijk
vakmanschap verraden. Ook kiest de dichter bewust voor een grote variatie in
strofebouw en lengte van zijn verzen. Soms zijn de gedichten vrij verhalend,
een soort van uitgesponnen anekdote, maar elders gaat het om haiku-achtige
observaties en meditaties.
Vanzelfsprekend speelt de vergankelijkheid onmiskenbaar een
rol in deze verzameling. Het heimwee is in deze ‘blues’ wel vaker aanwezig,
maar daartegenover staat een grote levenskracht. De dichter haalt duidelijk
energie uit zijn herinneringen, uit de liefde en de diepe genegenheid, uit de
kunst van anderen en uit zijn vele reizen. Veel van de hier verzamelde
gedichten zijn dan ook niet toevallig gelegenheidsverzen, die duidelijk
refereren aan hun eigen ontstaansgeschiedenis. Dat autobiografische materiaal
wordt echter steevast opgeladen met symbolen om de diepere relevantie en
betekenis ervan naar boven te halen. In de beste gedichten uit deze verzameling
slaagt Degenaar er inderdaad in dat inzicht overtuigend over te brengen, maar
de bundel was niettemin gebaat met een wat strengere selectie. Ook de
vormgeving, gebonden met een heus leeslint, doet wat oubollig aan.
Job Degenaar: Hertenblues,
Liverse, Dordrecht 2017, 94 p. ISBN 9789492519092
© 2024 | MappaLibri