Stadsdichter zijn is een hele eer, maar ook
een hele opgave. Dat geldt in het bijzonder voor Antwerpen, waar gerenommeerde
dichters als onder meer Lanoye, Van Leeuwen of Holvoet-Hanssen met brio die
functie hebben waargenomen. Hun projecten wisten pers en publiek te boeien,
konden rekenen op een grote weerklank, en resulteerden in fraaie boekwerken met
uitstekende poëzie. Maarten Inghels voegt zich met Contact in dat prestigieuze rijtje.
Deze bijzonder lijvige uitgave
laat in ieder geval zien hoe Inghels zijn functie intens en geëngageerd heeft
vervuld, maar tegelijk ook aan de opdracht een wat ruimere invulling heeft
gegeven dan zijn voorgangers. Het boek bevat nadrukkelijk gedichten die niet in
het kader van het stadsdichterschap tot stand kwamen maar wel daarmee zijn
verbonden. Zo opent Contact met een
knappe reeks verzen waarin de dichter zijn eigen dood als het ware overloopt.
Hoogst ironisch wordt de relativiteit van het bestaan opgeroepen maar vooral is
er de hilarische manier waarop herdenkingen verlopen.
Zijn dood geeft immers
aanleiding tot een ‘Internationaal Genootschap der Officiële Dubbelgangers van
Inghels’, zogenaamd in reactie op een zoekertje dat in de krant verscheen. Het
doel daarvan is de dichter permanent ‘levend’ te houden, want elk lid vervangt
een onderdeel van zijn lichaam of geest, van zijn geheugen tot zijn neus. Het
zijn hilarische verzen, maar tegelijk stellen ze de toenemende mediatisering en
de vervluchtiging van informatie aan de kaak; niet toevallig eindigt de reeks
met een melancholische overpeinzing van de overledene die zijn
bestaan-na-de-dood gedwongen onder ogen moet zien.
Het is een treffend voorbeeld
van de manier waarop Inghels zijn creatieve impulsen wil verbinden met een
actief engagement in de wereld. Het bereiken van een zo groot mogelijk publiek
is daarbij niet zonder belang, maar uiteindelijk moet poëzie het hebben van
taal en ritme, van beelden en symbolen. Dat dilemma ligt wel vaker ten
grondslag aan de initiatieven die Inghels de afgelopen jaren heeft ondernomen.
Ook die hebben, vooral via tal van illustraties, hun neerslag gekregen in dit
boek. Meermaals heeft de dichter zich gericht tot de Antwerpse bevolking, via
advertenties en oproepen maar ook via een heuse enquête die erop gericht was de
identiteit van zijn doelpubliek nader te achterhalen.
Bij die omvattende ‘Volksbevraging’
– waarvan een aantal reacties staan afgedrukt – werd een lijst vragen
voorgelegd die ogenschijnlijk absurd zijn maar de lezer dwingen tot doordenken,
in de aard van ‘Hoe hoog moeten hagen groeien?’, ‘Draag je de juiste naam?’ of
‘Je weet waar al geruime tijd een Poolse man woont in een struik. Vermomt hij
zich overdag als een straatduif?’. Die bevreemding is symbolisch voor Inghels
opvatting van het stadsdichterschap. Soms levert dat intrigerende resultaten
op, maar elders gaat het toch vooral om een origineel idee, zoals het tatoeëren
van een versregel op de huid van een aantal mensen die elkaar niet kennen.
Contact wil van die rijke activiteiten
een zo breed mogelijk beeld ophangen. De eigenlijke stadsgedichten zijn daartoe
gecombineerd met uitvoerige fotoreportages en andere documenten. Zo is er de
tocht van de dichter door Antwerpen waarbij hij moeizaam een route uitstippelt,
die de mens in staat stelt zich te bewegen zonder het blikveld van
bewakingscamera’s te volgen: al die coördinaten worden bladzijdenlang na elkaar
afgedrukt, een gimmick die evenwel de controle van Big Brother bijzonder
tastbaar maakt. Een ander gedicht is als plantgoed daadwerkelijk geplant in
diverse tuinen en parken of werd opgehangen als lichtreclame in nachtwinkels en
bordelen.
Het
zijn nogal theatrale acties maar ze wijzen onmiskenbaar op een zekere
nostalgie. Veel van de opgenomen gedichten zijn inderdaad vrij romantisch van
ondertoon. De dichter leeft in een tijd van vandaag – met de klimaatopwarming
en de terreuraanslagen, om maar die twee kwalen te noemen – maar hij ervaart
daarbij toch een zeker tekort zonder naïef conservatief te willen zijn. Dat
vertaalt zich overigens meermaals in een gevoel van eenzaamheid, dat nauw
verbonden lijkt met het leven in een (middel)grote stad. Het meest euforisch is
Inghels nog als hij de loop van de Schelde afwandelt, van Noord-Frankrijk tot
Antwerpen. Dat resulteert in meer dan 30 gedichten, half lyrisch-beeldend half
vertellend, en een indrukwekkende reeks ‘Ik volg de rivier, ik ben de rivier’.
Contact legt zo getuigenis af van een
gevarieerd maar ongetwijfeld uitputtend stadsdichterschap. Het boek bundelt een
document, maar ook jeugdherinneringen aan een schijnbaar complexloze tijd en
een diep inzicht in de problemen van vandaag en morgen. Bovenal bevat het
boeiende, eigentijdse maar ook blijvende poëzie.
Maarten Inghels: Contact, De
Bezige Bij, Amsterdam 2018, 334 p. ill. ISBN 9789023454779. Distributie
Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri