Arno Van Vlierberghe is een van die jonge poëzietalenten die op
zoek is naar ‘urgente’ poëzie, een taal en een stijl die bij uitstek geëigend
zijn om kritisch vorm te geven aan de kwalen van deze laatmoderne tijd. De
flaptekst van zijn debuut Vloekschrift
liegt er alvast niet om; daar is sprake van ‘het residu van een kaalslag’ en
zelfs van ‘een genadeloze kill zone’.
Dat zet meteen de
polemisch-kritische toon. De dichter is duidelijk niet uit op intimisme maar
wil integendeel zijn ongenoegen over de gang van zaken in de wereld duidelijk
maken. Tegelijk echter fungeert deze bundel ook als een positiebepaling van het
eigen ik in een ongelooflijk verwarrende wereld. Van een vaste identiteit is
echter geen sprake meer, laat staan van een subject dat een centrale positie in
de wereld zou bekleden, zoals het een lange westerse filosofische traditie wil.
In plaats daarvan spreekt de dichter liever van ‘zones’ die open zijn, vaag en
soms zelfs tegenstrijdig.
Zijn bundel krijgt trouwens iets van een wetenschappelijk
project, met afdelingen die als titel ‘De zone’, ‘De situatie’ en ‘De methode’
meekregen. De eerste afdeling bevat een aantal gedichten die ogenschijnlijk erg
autobiografisch lijken. Het gaat daarbij afwisselend om losse notities en om
lange brokken tekst vol herhalingen (als een soort van litanie). De lezer
krijgt een inkijk op het bestaan van dat ‘ik’ dat zichzelf ook ‘Arno’ noemt:
zijn zorgen, zijn familiale voorgeschiedenis, zijn studietijd in binnen- en
buitenland, zijn bezigheden in diverse steden, zelfs de stand van zijn
bankrekening op geregelde tijdstippen.
Tegelijk gaat het om een analyse van buitenaf,
ogenschijnlijk zonder de minste empathie. Het is alsof wij door een reeks van
camera’s een individu waarnemen en controleren. Die losse beelden zijn soms
ronduit onsamenhangend en zelfs tegenstrijdig, en het is hoe dan ook onmogelijk
om daaruit een concreet herkenbaar beeld te destilleren van een persoon. Het
blijft bij sjablonen, rollen die dat ik aanneemt voor zichzelf en voor de
buitenwereld. Die maatschappelijke onderwerping van het individu aan de
gewoonten, aan de orde en aan de taal leidt ertoe dat in deze gedichten ook
sprake is van ‘een Arno’, alsof identiteit eerder een soortnaam (een categorie)
zou zijn dan een eigennaam (een unieke betekenis).
Op een bezwerende maar tevens
soms bewust zeurderige toon wordt de lezer ingewijd in dat bestaan vol kankers
(om de bewoordingen van de dichter over te nemen). Grote maatschappelijke
problemen – het internet en de porno, de vluchtelingencrisis, de politieke
conflicten, de onverdraagzaamheid, de gevolgen van de globalisering, de
opwarming van de arde – komen allemaal ter sprake, maar tegelijk gaat het
evenzeer om zijdelingse opmerkingen. De wereld is blijkbaar een soort van
centrale invalshoek verloren.
Dat de spreker in die onoverzichtelijke wereld
noodgedwongen zijn toevlucht neemt tot momentopnamen, losse notities, hoeft
niet te verbazen. Dat de toon van heel wat gedichten eerder cynisch is dan kritisch-geëngageerd,
is evenmin verwonderlijk. Het ik verliest immers alle controle over de
buitenwereld en over zichzelf, en daardoor bereikt het ook geen alternatieve
waarheid. Het zwerft, versplintert: meermaals wordt het subject zelfs als een
onbepaald ‘het’, een soort van object, ontmaskerd. Ruimte voor groei en
optimisme is er nauwelijks.
Ook de reeksen over
situatie en methode blijven in feite in een impasse steken. De situatie heeft
het bijvoorbeeld over ‘de wanhopige vitaliteit van een Arno’. Deze terminologie
geeft al aan hoe subjectieve gedachten (hoofdzakelijk vragen) in de tweede
reeks meer ruimte krijgen, maar ook die worden aan elkaar geregen tot schier
eindeloze, weinig hoopgevende lijstjes. Toch blijft de zelfdestructie achterwege,
want de momentopnamen zorgen voor een weliswaar tijdelijke luciditeit en het besef van het eigen bestaan.
In die zin eindigt de
bundel met een verkenning van wat ‘het lichaam’ wordt genoemd: het lijfelijke
bestaan in een al even lijfelijke en zintuiglijke wereld. Dat besef knaagt
weliswaar aan de totalitaire impact van onze actuele globale en door
laatkapitalistische vervreemding gekenmerkte tijd, maar kan het tij vooralsnog
niet keren. Er is misschien wel hoop, maar welke?
Van Vlierberghe laat in Vloekschrift duidelijk zien dat hij heel
wat ideeën en vooral vragen heeft. In deze notities kiest hij bewust voor
fragmentering, maar een aantal kwesties wordt binnen die ogenschijnlijke
wanorde meermaals aan de orde gesteld. Deze gedichten zijn klinisch en bewust
onliterair, maar tegelijk geven ze blijk van een opmerkelijke taalhantering.
Het zijn litanieën die duidelijk de podiumervaring van de dichter verraden.
Deze tijd heeft er weer een belangrijke kritische getuige bij.
Arno Van Vlierberghe Vloekschrift, Het Balanseer, Aalst
2017, 30 p. ISBN 9789079202492.
Distributie EPO
© 2023 | MappaLibri