15+ - Het in 1989
verschenen Suzanne Dantine, Moeyaerts derde adolescentenroman, noemt de
auteur weleens zijn 'echte debuut', waarbij de eerder verschenen boeken (o.a. Duet
met valse noten en Terug naar af) als leergeld golden. In 1997, toen
Moeyaert zijn Vlaamse uitgeverij inruilde voor het Nederlandse Querido,
herwerkte hij Suzannes relaas tot Wespennest. Zo verdween het motto van
Angela Carter (The company of wolves), begint het boek met de komst van
Wolf en leest het einde opvallend minder hoopvol, maar des te realistischer. In
de herwerking toont de Bart Moeyaert van vandaag zich beter, de schrijver die
schrapt en schaaft, zijn woorden afweegt. De recent verschenen vijfde herdruk
hult zich in een knappe lay-out en werd uitgegeven in een reeks waarin eerder Duet met valse noten,
Kus me en Blote handen verschenen.
Wat doe je als je met een
wespennest geconfronteerd wordt? Volgens Wolf, een van de hoofdpersonages, zijn
er twee opties: of je vinger in het nest boren en onder de bulten komen, of
hard weghollen. Waarbij Wolf zijn voorkeur voor de laatste mogelijkheid kenbaar
maakt. Zo niet de 14-jarige Suzanne; als lid van het sterke geslacht kiest ze
opvallend voor het andere alternatief en toont zich daarmee bereid de
verstrekkende gevolgen te dragen. Het betreft hier immers geen gratuite
conversatie tussen twee kinderen, die spelenderwijs een wespennest ontdekt
hebben. Het gonzende gevaarte staat symbool voor de geruchten en de geladen
sfeer, besmuikt met haat, roddels en misverstanden in een klein dorp.
Hoofdpersonage Suzanne wordt heen en weer geslingerd tussen de grillen van de
bewoners in het dal, en Heleen en echtgenoot Rudi met het eeuwige lawaai van
diens honden. Het dwangmatige in een uitsprak als "Elk gesprek moet bij de
honden terechtkomen" reikt dan ook zoveel verder dan een boodschap van
naderend onheil. Een heuse petitie wordt opgesteld om de honden te verbannen.
Moeder Edith en dochter Suzanne tekenen voorlopig niet, uit vriendschap met
Heleen, overgeleverd aan een tirannieke echtgenoot, maar ook uit piëteit voor
de oudere vroedvrouw die Suzanne op de wereld hielp. Het inleidende hoofdstuk,
waarin Suzanne een beeld van haar eigen geboorte creëert, schept meteen een
stemming die schippert tussen actie en emotie, waarin de lezer zonder leidraad
wordt gedropt.
Maar Edith wil niet langer een
buitenbeentje zijn in de besloten, haast verstikkende dorpsgemeenschap, en
zwicht voor de samenzweerderige buurvrouwen. Ze wil een plaatsje verwerven in
de schijnbaar hechte groep, zelfs al betaalt ze de prijs van verraad tegenover
haar dochter en Heleen.
Suzanne doorprikt feilloos haar
moeders hypocrisie in het besef dat niet de honden van tel zijn, maar de focus
uiteindelijk verschuift naar de vraag wie Rudi's zondebok wordt als de honden
verdwijnen. Hoewel Suzanne inwendig kookt, en haar moeder de huid vol scheldt,
gaat ze nog niet tot daden over, voorlopig niet. Een schijnbaar achteloze
uitspraak als "Ik heb geleerd waar de grenzen liggen. Niet alleen die van
wat niet mag of van wat moet, maar ook de echte", verraadt haar onzekere,
vooralsnog volgzame karakter. Maar dan komt de stadse Wolf aanwaaien, een
marionettenspeler, met een bijzondere impact op de puberende Suzanne.
Het stormt in Suzanne, een storm
die binnen de besloten setting van het Midzomerfeest tot een absolute climax
komt. In de augustushitte concentreert Suzanne zich op het vuur in haar eigen
lijf, en gaat bij de mysterieuze poppenspeler te rade. Maar dan heeft een
verraderlijk plan zich al in haar hoofd genesteld. Suzanne groeit, is niet
langer het volgzame meisje, gesetteld in het romantische kind- en wereldbeeld
"waar het naar wafels ruikt en bloesems regent". Het leidt de lezer naar
een knap uitgewerkte apotheose, die uitmondt in een uitgepuurd filmisch einde.
Tussen de regels lezen we wat Rudi en de honden op het Midzomerfeest overkwam.
Het open einde verraadt niet zonder meer of alle wonden ooit genezen.
Suzanne blijkt een scherp én
overtuigend observator van stemmingswisselingen. Over het pas ontdekte geheim
van haar moeder zegt ze: "Het lachen vergaat haar als ze me ziet. Haar
masker raakt los". Moeyaert blijft een meester in het typeren van
personages met enkele goedgekozen woorden, wat nogmaals blijkt uit Rudi's
beschrijving: "Zijn stem was hard, ik kon het in mijn maag voelen hoe
hard". En tijdens de jachtpartij, waarbij Suzannes vader om het leven
komt, gaat "de stilte van het bos [...] aan flarden". Slechts enkele,
haast achteloos aangebrachte wijzigingen in sfeer en spanning volstaan om de
lezer een wee gevoel in de maag te bezorgen.
Deze vijfde herdruk verschijnt in een opvallende mooie lay-out. Op de
opmerkelijke cover toont een kind een weckpot, waarin het een bij
gevangenhoudt, samen met een witte roos. De verstikkende sfeer die bij het dorp
hoort, wordt al vanaf de cover duidelijk.
Bart Moeyaert: Wespennest,
Querido, Amsterdam 2005, 128 p. ISBN 90-451-0264-1
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswelp
© 2023 | MappaLibri