9+ - Ted van Lieshout
geniet de laatste tijd ruime belangstelling. De 54-jarige
schrijver-dichter-tekenaar mocht in september de Theo Thijssen-prijs op zijn
naam schrijven, een driejaarlijkse oeuvreprijs voor kinder- en jeugdliteratuur.
Een mooier moment voor die prijs kon haast niet, want exact 25 jaar geleden
publiceerde Van Lieshout zijn eerste gedicht. Het betekende de start van een
veelzijdige reeks boeken.
Het
valt moeilijk in één adem te vatten wat Van Lieshout allemaal doet: dichten,
proza en scenario's voor televisieprogramma's schrijven; tekenen, fotograferen
en vormgeven; bloemlezen en bloggen... Bovenal houdt Van Lieshout ervan om
totaalprojecten te creëren waarbij beeld en tekst een even prominente plaats
opeisen. Ook al heeft Van Lieshout
interessant proza geschreven, gedichten ? en de daarbij horende beelden ?
vormen toch de hoofdmoot van zijn werk. Ter ere van Van Lieshouts 25 jaar
dichterschap kwam Hou van mij uit, een bijzonder lijvig boek
dat bijna alle gedichten bevat én het beeldend werk dat in de oorspronkelijke
bundels verscheen. Een cadeau van 270 pagina's om langzaam te doorbladeren.
Van Lieshout, die afstudeerde aan
de Rietveldacademie, startte zijn artistieke carrière in 1982, toen hij als
illustrator begon voor de Blauw Geruite Kiel, de jeugdrubriek van 'Vrij
Nederland'. Twee jaar later publiceerde hij daarin zijn eerste gedicht, met
eigen illustraties. Dat bleek een opstap naar meer, want weer twee jaar later
verscheen bij uitgeverij Leopold Van Lieshouts debuutbundel: Van verdriet
kun je grappige hoedjes vouwen, een bundel die meteen bekroond werd met een
Vlag & Wimpel. Ook al evolueerde Van Lieshouts werk vanaf dat debuut tot nu
heel sterk, toch bevatte die eerste bundel al sporen die de dichter zou blijven
volgen. Een reeks gedichten over de dood van Van Lieshouts vader en broer eist
in Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen vooral de aandacht van de
lezer op. Van Lieshout vat de dood op een zeer persoonlijke, maar toch
universele wijze in taal en kijkt daarbij steevast door de ogen van het kind
dat hij was. Dat levert regels op die haast alleen door een kind gedacht kunnen
worden en net daardoor raken:
‘Wat was ik trots
toen papa stierf.
Ik wou meteen naar school, aan iedereen
vertellen dat ik lekker geen vader
meer had ? ik wilde
anders zijn.’
Minstens
even beklijvend zijn de gedichten waaruit blijkt dat de zoon zijn vader
voorbijgroeit:
‘Ik heb nog vaders pet, alleen,
hij past me niet. Hij is te klein.
Hoe kan het hoofd
van een zoon
groter dan dat van een vader zijn?’
Ook al spreekt uit de gedichten
in Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen veel verdriet, ze worden
nooit larmoyant. Van Lieshout geeft zijn teksten vaak een tragikomisch kantje,
waardoor ze verteerbaar blijven.
Bundel na bundel
blijven deze gebeurtenissen, waarmee de schrijver op jonge leeftijd werd
geconfronteerd, een grote impact hebben. In een van de recentere bundels, Mama!
Waar heb jij het geluk gelaten (2005), duikt het thema van de gestorven
vader nog steeds op. Van Lieshout maakt daarin duidelijk dat de vader altijd in
stilte aanwezig zal blijven:
‘We praten vrolijk
over vriendjes en vriendinnen;
ook zonder vader gaat het leven
verder, hoor.
Maar als een stilte valt, dan denken wij in koor
aan hem
en eten ondertussen rustig door.’
Een thema dat
minstens zo prominent aanwezig is in Van Lieshouts oeuvre als dat van de
ontbrekende vader ? en dat er haast onlosmakelijk mee verbonden lijkt ? is dat
van de complexe verhouding met de moeder. Tientallen gedichten wijdde Van
Lieshout aan (zijn) moeder(s). Soms zijn die teder en liefhebbend, maar vaak
getuigen ze eerder van een soort haat-liefdeverhouding. Kinderen zijn het
allicht niet gewend om een negatief moederbeeld tegen te komen in boeken, maar
in Van Lieshouts gedichten zijn relaties ? net als in het echte leven ? niet
zwart-wit.
Nóg complexer en nóg minder
evident voor tieners is de relatie die Van Lieshout beschrijft in Zeer
kleine liefde (1999), een bundel die gebaseerd is op een pedofiele ervaring
uit Van Lieshouts jeugd. Op een zeer genuanceerde manier schetst de dichter de
relatie die hij als 12-jarige jongen had met een oudere man. Meer dan woede en
verdriet, spreekt uit deze gedichten het verlangen naar aandacht en liefde dat
de jonge Van Lieshout voelde.
Zeer kleine liefde is een
zeer persoonlijke bundel, eens te meer omdat hij ook brieven bevat die Van
Lieshout en de man 25 jaar na wat er tussen hen gebeurde, uitwisselden. Het
gaat weliswaar niet om de echte brieven - want dat zou schending van het
briefgeheim zijn - maar toch laat Van Lieshout de lezer schaamteloos binnen in
zijn privéleven. De grens met voyeurisme (en exhibitionisme) wordt vaag... Maar
ondanks enkele wellicht te particuliere gedichten, bevat deze bundel mooie
regels die het autobiografische overstijgen en de lezer confronteren met zijn
eigen verlangen. Deze bundel nodigt jongeren en volwassenen hoe dan ook uit om
na te denken over liefde en hoe ver die kan gaan. Opvallend zijn de beelden bij
de gedichten: zwart-witfoto's die de 12-jarige Van Lieshout nam toen hij met
"zijn meneer" een uitstap naar Dordrecht maakte. Er is geen mens op
de foto's te zien. Daardoor stralen ze een verlatenheid uit die mooi met de
teksten correleert.
Pedofilie is beslist niet het
enige taboethema dat Van Lieshout in zijn poëzie belicht. Prostitutie,
travestie, homoseksualiteit. De dichter haalt deze onderwerpen onomwonden
binnen in zijn gedichten. Ook (ontluikende) seksualiteit komt heel uitgesproken
aan bod, zoals in 'Nacht', een gedicht uit Multiple Noise (1992):
‘Het gevoel is verder schalks en schaamteloos,
maar toch gaan eerst lakens en dekens erover
en het donker. [...]
En in het diepste geheim, maar blij
om wat het betekent (dat ik
voortaan kinderen kan krijgen),
ben ik de enige in de wereld die
zijn eerste natte droom
is voor geweest, al schrok ik toch - maar
ik heb erop geoefend.’
Fijn dat Van Lieshout in én met zijn poëzie zoveel
bespreekbaar maakt.
Al het voorgaande geeft wellicht
de indruk dat Ted van Lieshout in de eerste plaats een ernstig dichter is. Zijn
eerste bundels zijn inderdaad niet bijzonder licht van toon, al is er steeds
ruimte voor relativering. Maar gaandeweg wordt de poëzie van Van Lieshout
speelser en luchtiger. Daar waar zijn vroege gedichten vooral opvallen door de
verdichte taal, maken latere teksten meer gebruik van rijm en een aanstekelijk
ritme. Sommige gedichten lijken zelfs de structuur van een liedje te hebben. De
humor zal ook jongere kinderen aanspreken. In Een lichtblauw kleurpotlood
(1997) staat bv. een leutig Sinterklaas-gedicht dat begint met deze regels:
'Hè nee,' zei Sinterklaas, 'ik zie hier staan in een notitie
dat ik alwéér naar Holland moet, 't is ieder jaar weer raak.
Ik wil eens ergens anders heen, al is mijn komst traditie;
als ik dat land nog één keer zie, dan denk ik dat ik braak! [...]'
Van Lieshout
experimenteert lustig met genres. In diezelfde bundel last hij bv. ook
conversaties in tussen een moeder en een zoon, die commentaar geven bij de
gedichten. In een van de recentste bundels, Twee ons liefde (2008), die
de consumptiemaatschappij op de korrel neemt, verwerkt de dichter dan weer
gebruiksaanwijzingen en boodschappenlijstjes. Taalspelletjes kwamen al eerder
aan bod. In Papieren museum (2002) vind je bv. een gedicht dat bestaat
uit louter woorden met de "w" als beginletter. Ted van Lieshout
onderzoekt alle uitdrukkingsmogelijkheden en daarbij is niets ooit helemaal wat
het lijkt. Want in de ernst gaat humor schuil, en in de luchtigheid ontdek je
weleens tristesse. Wat ook de toon van de gedichten is, Van Lieshout schrijft
steevast met een zekere nuchterheid. Sommige gedichten zijn heel wijdlopig,
andere bijzonder beknopt, maar hoe dan ook geldt: geen franjes en bombast, geen
verheven romantiek of sentiment.
Wie een bundel van
Ted van Lieshout leest, kan niet voorbij aan zijn beeldend werk. Net zoals de
tekst een evolutie vertoont van ernstig naar speelser, merk je in de
illustraties een evolutie van ingetogen eenheid naar uitbundige diversiteit.
Oorspronkelijk maakte Van Lieshout vnl. nogal hoekige pentekeningen. In zijn
derde bundel, Och, ik elleboog me er wel doorheen (1988), werden de
tekeningen 'gewassen', waardoor ze een zachter karakter kregen. Een ommekeer
kwam er toen Van Lieshout met Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel (1990)
zijn eerste "poëzieprentenboek" maakte, in kleur, véél kleur. Bij
elke gedicht creëert Van Lieshout een compleet nieuw beeld, en daarvoor
hanteert hij telkens een andere techniek. Achterin Hou van mij schrijft
de dichter-tekenaar:
"Ik wilde de volledige
controle hebben over het uiteindelijke 'object' dat een boek in essentie is;
het moest een kunstobject worden, dat zo persoonlijk is, dat het door niemand
anders gemaakt kon zijn dan door mij. Niet door harmonie en eenheid te
bewerkstelligen [...], maar door zélf de lijm te zijn in een boek dat zonder
mij als het ware uit elkaar zou spatten door chaos en disharmonie. [...] Ik
wilde in mijn eentje tot een bloemleesachtige verzameling komen, zodat ik
buiten de grenzen kon treden van wat ik bij veel bundels van andere dichters
vaak beperkend vind: een zekere eenzijdigheid."
Wat mij betreft, gaat Van Lieshout hier enigszins kort door
de bocht, alsof eenheid haast automatisch tot eenzijdigheid leidt. Dat dat niet
hoeft, bewijst hij trouwens zelf, met o.a. de bundel Begin een torentje van
niks (1994), die wel een grote beeldende eenheid toont. Langs de andere
kant heeft Van Lieshout helemaal gelijk wat die "lijm" betreft: ook
al is zijn werk héél verscheiden, alles is onmiskenbaar Ted van Lieshout.
Het is mooi
hoe Van Lieshout kinderen wil laten kijken en ontdekken, want net als de
gedichten bevatten de beelden meer dan je op het eerste ogenblik vat. Met Papieren
museum wilde de dichter een boek creëren dat als het ware een klein museum
tot in de woonkamer van zijn lezers bracht. De opzet van die bundel wordt heel
mooi verwoord in het eerste gedicht:
"Nu denk ik bij het woordje kunst aan thuis en aan
verhalen,
die opgesloten liggen in een dichtgeslagen boek.
Ik kan er met mijn vingers en mijn ogen in verdwalen
en vind
er soms een streling in als ik een streling zoek."
Hoe
belangrijk beeld is voor Van Lieshout spreekt heel duidelijk uit de laatste,
niet eerder gepubliceerde, bundel: Sonnetten. Het woord is helemaal
verdwenen uit deze gedichten, waarin o.a. dobbelstenen, kurken, pillen,
kleurpotloden, handen, rozen en origamifiguurtjes kwatrijnen en terzetten
vormen én verschillende rijmpatronen vertonen. Verrassend hoe herkenbaar het
sonnet blijft...
Hou van mij is een rijkelijk en prachtig uitgegeven boek, maar
soms is het me een tikje te druk. De eerste bundels zijn een beetje op de
pagina's geperst; acht gedichten op één spread is wat te veel van het goede.
Verderop dringen uitbundige beelden de tekst wel eens naar de achtergrond. Wat
mij betreft, had Van Lieshout best wat meer rustpunten mogen inlassen. Soms is
de witruimte wel heel beperkt, terwijl behoorlijk wat gedichten dat wit goed
zouden kunnen gebruiken om de lezer op adem te laten komen. Poëzie is immers ook
wat er níét staat.
De poëzie van Van Lieshout is
geen evidente lectuur voor kinderen. Het vraagt dan ook een inspanning om je
weg te zoeken in dit boek. Maar leesgrage jongeren die het geduld hebben om te
lezen en te herlezen, om te kijken en te herbekijken, zullen beslist mooie
ontdekkingen doen in Hou van mij. De thematiek en de stijl van de meeste
gedichten zullen allicht vooral wat oudere tieners aanspreken. Deze poëzie
vormt een fijne brug tussen kinderpoëzie en gedichten voor volwassenen, al
zullen ook heel wat volwassenen van Van Lieshouts poëzie en beeldend werk
genieten. Hou van mij is een hebbeding voor de fans van Ted van
Lieshout, en voor wie zijn werk nog niet kent de uitgelezen kans om het te
ontdekken.
Ted van Lieshout: Hou van mij. Bijna alle gedichten en veel beelden 1984-2009, Leopold, Amsterdam 2010, 269 p. : ill. ISBN 9789025855215. Distributie Standaard Uitgeverij
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp
© 2023 | MappaLibri