Moya de Feyter is een van de vele jonge
dichters die haar publiek zoekt te bereiken via het medium van de performance
en het podium. Toch vindt ook zij het wenselijk om haar pennenvruchten op
papier te publiceren: Tot iemand
eindelijk is daarvan het resultaat, want na enkele bekroningen in het
circuit van slam-performers heeft zich al snel een uitgever aangemeld. Het
resultaat is alleszins boeiend en fris, maar tegelijk nogal wisselvallig, alsof
de dichteres bij gebrek aan een samenhangend project allerlei sporen tegelijk
wil bewandelen.
Zoals gebruikelijk gaat het veelal om teksten die sterk gericht zijn op
mondelinge voordracht en retorische effecten, met veel opsommingen en
associaties en heel wat verrassende wendingen. De lengte daarvan is bijzonder
variabel, maar over het algemeen houdt De Feyter van enige breedvoerigheid. Ook
tracht ze in haar eerste bundel de klassieke grens tussen poëzie en proza te
bespelen en gedeeltelijk op te heffen. Toch valt op hoe weinig de visuele vorm
toevoegt aan wat gezegd wordt: strofebouw, enjambementen en woordschikking
lijken over het algemeen nogal toevallig tot stand gekomen. In die zin mist
deze poëzie, althans naar mijn mening, toch nog wat maturiteit.
Daartegenover staat
dat De Feyter onmiskenbaar beschikt over een eigen toon, vooral op grond van de
originele beelden en situaties die ze in enkele zinnen al weet op te roepen.
Humor, overdrijving en ogenschijnlijke tegenstrijdigheden zijn daarbij nooit
ver. Al die stijlelementen worden ingezet om een apart ‘ik’ tot stand te
brengen, dat theatraal is en zich achter grote woorden verschuilt maar op
andere momenten bijzonder broos en gekwetst de vreemde wereld in staart. Zo
valt op hoe sterk het lyrische ik zich beroept op anderen, ook om de eigen
identiteit onder woorden te kunnen brengen. De titel van de bundel is in dat
opzicht al sprekend, maar even belangrijk is de vaststelling dat de zin in de
titel niet eindigt. Heel wat gedichten stokken halverwege, zonder dat er sprake
is van een afgerond einde of een afsluitende pointe.
Het valt op hoe vaak de ik
terugblikt op haar jeugd, en hoe die prille jeugdangsten als het ware model
staan voor de huidige onzekerheid. Vaak is sprake van onbegrip, een onvermogen
om de wereld te begrijpen waardoor de ik noodgedwongen haar toevlucht moet
nemen tot allerlei beelden en metaforen. Daardoor wordt echter ook het subject
onophoudelijk vervormd en getransformeerd. Als tegenhanger voor die
fundamentele instabiliteit is er de zoektocht naar de ander, die zich onder
meer uit in de fantasieën uit de prille kindertijd (het opgaan in de moeder) en
de complexe liefdesrelatie met toenadering en afscheid in het heden. Veel
verzen verraden een grote onzekerheid, en het afscheid en de dood zijn vaak
niet ver weg. De vrolijke toon en de associatieve ritmische stroom worden zo
gecounterd door contrasten en momenten die een stilzwijgen oproepen. Het zijn
zeker die openbaringen die aan deze bundel een meerwaarde verlenen.
Moya de Feyter: Tot
iemand eindelijk, Vrijdag, Antwerpen 2018, 64 p. ISBN 9789460016486.
Distributie Elkedag Boeken
© 2024 | MappaLibri